Download Print deze pagina
Casio GRAPH95 Gebruiksaanwijzing
Verberg thumbnails Zie ook voor GRAPH95:

Advertenties

GRAPH95
GRAPH75+ E
GRAPH75+
GRAPH75
GRAPH35+ E
GRAPH25+ E
Softwareversie 2.09
Gebruiksaanwijzing
Wereldwijde Leerwebsite van CASIO
http://edu.casio.com
Handleidingen zijn beschikbaar in meerdere talen op
http://world.casio.com/manual/calc
D

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Casio GRAPH95

  • Pagina 1 GRAPH95 GRAPH75+ E GRAPH75+ GRAPH75 GRAPH35+ E GRAPH25+ E Softwareversie 2.09 Gebruiksaanwijzing Wereldwijde Leerwebsite van CASIO http://edu.casio.com Handleidingen zijn beschikbaar in meerdere talen op http://world.casio.com/manual/calc...
  • Pagina 2 • De inhoud van deze gebruiksaanwijzing kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. • Niets uit deze gebruiksaanwijzing mag worden verveelvoudigd, in enige vorm of op enige wijze, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de fabrikant. • Bewaar alle documentatie op een veilige plaats voor latere naslag.
  • Pagina 3 Inhoud Eerste kennismaking — Lees dit eerst! Hoofdstuk 1 Basisbewerking 1. Toetsen ......................... 1-1 2. Weergave ........................1-2 3. Berekeningen invoeren en wijzigen ................1-6 4. De Math invoer/uitvoer modus gebruiken ..............1-10 5. Menu Optie (OPTN) ....................1-22 6. Menu variabelen (VARS) .................... 1-23 7.
  • Pagina 4 Hoofdstuk 6 Statistische berekeningen en grafieken 1. Voor u met statistische berekeningen begint ..............6-1 2. Grafieken en berekeningen in verband met statistische waarnemingen met één variabele ........................6-4 3. Grafieken en berekeningen in verband met statistische waarnemingen met twee variabelen ........................
  • Pagina 5 3. Het uitwisselen van gegevens ..................13-2 4. Waarop u moet letten tijdens het uitwisselen van gegevens ........13-5 5. Versturen van schermafbeeldingen ................13-12 Hoofdstuk 14 SD-kaarten en SDHC-kaarten gebruiken (alleen GRAPH95) 1. Een SD-kaart gebruiken ....................14-1 2. Een SD-kaart formatteren ................... 14-3 3.
  • Pagina 6 Deze gebruiksaanwijzing omvat meerdere rekenmachines. Niet alle functies hierboven beschreven zijn beschikbaar bij alle modellen uit deze gebruiksaanwijzing. Alle schermen uit deze gebruiksaanwijzing tonen het scherm van de GRAPH95 en de schermen van andere modellen kunnen enigszins verschillen. u Math invoer/uitvoer modus en weergave De oorspronkelijke standaardinstellinge van de GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+, GRAPH75 of GRAPH35+ E is de “Math invoer/uitvoer modus”, die natuurlijke schrijfwijze...
  • Pagina 7 u Functietoetsen en menu’s • U kunt diverse bewerkingen op deze rekenmachine uitvoeren door te drukken op de functietoetsen 1 tot 6. De aan elke functietoets toegewezen bewerking varieert afhankelijk van de actieve modus van de rekenmachine. De bewerking die aan de actieve modus is toegewezen, wordt aangeduid door functiemenu’s onder op het scherm.
  • Pagina 8 GRAPH35+ E/GRAPH25+ E: modus MEMORY, E-CON2-modus (alleen GRAPH35+ E), gegevensoverdracht, bewerken van gebruikersnaam. GRAPH95/GRAPH75+/GRAPH75: modus e • ACT, modus MEMORY, modus PRGM, E-CON3-modus, vectorcommando’s, programmacommando’s (^ (uitvoercommando), : (opdracht voor meervoudige instructies), _ (nieuwe regel-opdracht)), gegevensoverdracht, add-inapplicaties, add-intalen, bewerken van gebruikersnaam.
  • Pagina 9 (alleen GRAPH95/GRAPH75+ E/GRAPH75+/GRAPH75). • Door op a- te drukken, wordt het onderstaande dialoogvenster weergegeven. Het dialoogvenster geeft de verstreken tijd weer in de Examenmodus (alleen GRAPH95/ GRAPH75+/GRAPH75). U kunt de teller van de verstreken tijd opnieuw starten door een van onderstaande handelingen uit te voeren.
  • Pagina 10 2. Gebruik c en f om “SETUP” te selecteren. 3. Druk op 1(SEL)6(TRAN)1(Yes). Rekenmachine met Examenmodus functie (2) De Examenmodus afsluiten door aan te sluiten op een computer (alleen GRAPH95/ GRAPH75+ E/GRAPH75+/GRAPH75/GRAPH35+ E) 1. Gebruik de USB-kabel om de rekenmachine die in de Examenmodus is aan te sluiten op een computer.
  • Pagina 11 • Het onderstaande dialoogvenster verschijnt wanneer u de Examenmodus afsluit. • De FA-124-software toont een waarschuwingsbericht, maar u mag dit negeren. (3) De Examenmodus afsluiten door 12 uur te wachten (alleen GRAPH95/GRAPH75+/ GRAPH75) Ongeveer 12 uur nadat de Examenmodus werd geopend, zal de Examenmodus automatisch worden afgesloten door de rekenmachine aan te zetten.
  • Pagina 12 Basisbewerking Hoofdstuk 1 1. Toetsen k Tabel met toetsen Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina 5-30 5-30 5-29 5-29 5-32 5-32 5-25 5-25 1-26 1-26 1-27 1-27 1-22 1-22 1-23 1-23 1-18, 1-18, 2-15 2-15 2-14 2-14...
  • Pagina 13 k Toetsmarkeringen Nogal wat toetsen van de rekenmachine worden voor meerdere functies gebruikt. Deze functies worden met behulp van een kleurcode aangeduid, zodat u zeer snel en gemakkelijk kunt vinden wat u nodig hebt. Functie Intoetsen 10 x Hieronder staat de beschrijving van de kleurcodes die voor toetsmarkeringen worden gebruikt. Kleur Intoetsen Druk eerst op ! en daarna op de gewenste toets.
  • Pagina 14 3. Druk op w om het beginscherm te openen van de modus waarvan het pictogram werd geselecteerd. Hier wordt de modus STAT geopend. • U kunt ook in een bepaalde modus komen zonder het bijbehorende pictogram in het hoofdmenu aan te klikken. Daarvoor voert u het nummer of de letter in welke rechts onderaan in het pictogram staat.
  • Pagina 15 Niet inbegrepen in de GRAPH25+ E. Niet inbegrepen in de GRAPH35+ E/GRAPH25+ E. Alleen GRAPH95/GRAPH75+ E/GRAPH75+/GRAPH75 GRAPH35+ E k Over het functiemenu Met de functietoetsen (1 tot 6) kunt u de menu’s en commando’s oproepen in de menubalk onder op het scherm.
  • Pagina 16 k Wetenschappelijke schrijfwijze De rekenmachine geeft getallen met ten hoogste 10 cijfers weer. Getallen met meer cijfers worden automatisch omgezet in de wetenschappelijke schrijfwijze. u Interpretatie van de wetenschappelijke schrijfwijze +12 wil zeggen dat het resultaat gelijk is aan 1,2 × 10 .
  • Pagina 17 3. Berekeningen invoeren en wijzigen k Berekeningen invoeren Als u klaar bent om een berekening in te toetsen, druk dan eerst op A om het scherm leeg te maken. Toets vervolgens de gewenste berekeningsformules in, precies zoals ze (van links naar rechts) opgeschreven zijn.
  • Pagina 18 u Een stap invoegen Voorbeeld Vervang 2,36 door sin2,36 Ac.dgx ddddd k Gebruik van de herhalingsfunctie De herhalingsfunctie slaat de invoer van de laatste berekening op in het herhalingsgeheugen. De inhoud van het herhalingsgeheugen verschijnt als u drukt op d of op e. Als u drukt op e, verschijnt de berekening met de cursor aan het begin.
  • Pagina 19 k Iets veranderen in een originele invoer 14 ÷ 0 × 2,3 is ingevoerd in plaats van 14 ÷ 10 × 2,3 Voorbeeld Abe/a*c.d Druk op J. De cursor gaat automatisch op de plaats van de fout staan. Verander de invoer waar nodig. Laat opnieuw berekenen.
  • Pagina 20 u Tekst knippen 1. Plaats de cursor ( I ) bij het begin of het einde van het bereik met de te knippen tekst, en druk op !i(CLIP). Hierdoor verandert het normale cursorteken in “ ”. 2. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen en het bereik met de te knippen tekst te selecteren.
  • Pagina 21 4. Druk op de eerste letter van het commando dat u wilt invoeren. Dit geeft het eerste commando weer dat begint met die letter. 5. Gebruik de cursortoetsen (f, c) om de commandocategorie te markeren; en vervolgens te drukken op 1(INPUT) of w. Voorbeeld De catalogus gebruiken om het commando ClrGraph in te voeren A!e(CATALOG) I(C) c~ cw...
  • Pagina 22 Functie/symbool Intoetsen Bytes Onechte breuk !'( & ) Gemengde breuk* Macht Square Negatieve macht (reciproke of –1 omgekeerde) !x( ') Derdemachtswortel Machtswortel !l(10 log(a,b) (Invoer via het menu MATH* Abs (absolute waarde) (Invoer via het menu MATH* Eerste afgeleide* (Invoer via het menu MATH* Tweede afgeleide* (Invoer via het menu MATH* Integraal*...
  • Pagina 23 • {3×1} ... {invoer van een vector van 3 × 1} • {1×2} ... {invoer van een vector van 1 × 2} • {1×3} ... {invoer van een vector van 1 × 3} • {log b} ... {invoer van de logaritime log b in natuurlijke schrijfwijze} •...
  • Pagina 24 Voorbeeld 3 Voer de volgende bewerking in Ab+4(MATH) 6( g) 1( ∫ dx Voer de volgende bewerking in 2 × Voorbeeld 4 Ac*4(MATH) 1(MAT) 1(2×2) 'bcc !x( ') ce e!x( ') cee'bcc 1-13...
  • Pagina 25 u Als de berekening niet past in het weergavevenster Een pijl naar rechts, naar links, omlaag of omhoog betekent dat de berekening doorgaat in de door de pijl aangegeven richting. Als u een pijl ziet, kunt u met de cursortoetsen naar het scherm bladeren en de gewenste gegevens bekijken.
  • Pagina 26 Deze capaciteit kan worden gebruikt met de volgende functies. Oorspronkelijke Uitdrukking na Functie Intoetsen uitdrukking invoeging Onechte breuk Macht !x(') Derdemachtswortel !(( Machtswortel !l(10 4(MATH)2(log log(a,b) 4(MATH)3(Abs) Absolute waarde 4(MATH)4( Eerste afgeleide 4(MATH)5( Tweede afgeleide 4(MATH)6(g)1(∫ Integraal Sommatie Σ 4(MATH)6(g)2(Σ( ) •...
  • Pagina 27 maken en de toetsbewerking opnieuw uit te voeren die u net heeft ongedaan gemaakt. - Als u het laatste gebruik van de toetsen wilt annuleren, drukt u op: aD(UNDO). - Om het intoetsen opnieuw uit te voeren dat u net heeft geannuleerd, drukt u opnieuw op: aD(UNDO).
  • Pagina 28 • Vectoren worden weergegeven in natuurlijke notatie, tot 1 × 6 of 6 × 1. Een vector met meer dan zes rijen of kolommen wordt weergegeven op het scherm VctAns, dat ook in de Lineaire invoer/uitvoer-modus wordt gebruikt. • Lijsten worden weergegeven in natuurlijke notatie tot 20 elementen. Een lijst met meer dan 20 elementen wordt weergegeven in het scherm ListAns, dat ook in de Lineaire invoer/ uitvoer modus wordt gebruikt.
  • Pagina 29 • De waarde die opgeslagen is in het laatste resultaatgeheugen hangt altijd af van het resultaat dat verkregen werd a.h.v. de laatst uitgevoerde bewerking. Als de geschiedenisinhoud bewerkingen omvat die het laatste resultaatgeheugen gebruiken, kan het bewerken van een berekening invloed hebben op de waarde in het laatste resultaatgeheugen die gebruikt wordt in navolgende berekeningen.
  • Pagina 30 Voorbeeld Invoer A4(MATH)3(Abs)l3'4w = 0,1249387366 2 + 3 A2'5e+3!'(()1e4w A1.5+2.3!a( 1,5 + 2,3 A4(MATH)4( )vM3e+4 − 6 = 52 x = 3 vx+v-6e3w A4(MATH)6(g)1(∫ ∫ dx = +3v+4e1e5w A4(MATH)6(g)2(Σ)a,(K)x- ∑ − 3 = 55 (K)+5ea,(K)e2e6w k Matrix-/vectorberekeningen in de Math invoer/uitvoer-modus u De dimensies van een matrix/vector vastleggen 1.
  • Pagina 31 u Elk element van een matrix een waarde toekennen Voorbeeld Voer de onderstaande berekening uit × 8 × 8 De volgende bewerking is het vervolg van het rekenvoorbeeld op de vorige pagina. beb'ceedde bd'eeef ege*iw u Een matrix die in natuurlijke schrijfwijze is opgemaakt aan een matrix in de Math invoer/uitvoer modus toewijzen Voorbeeld Wijs het resultaat toe aan Mat J...
  • Pagina 32 • Zie de delen die iedere berekening behandelen voor details hierover. • Zie “Bewerkingen invoeren in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-10) en “Berekeningen uitvoeren in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-18) voor details over berekeningen in de Math invoer/uitvoer modus en weergave van de resultaten in de modus RUN • MAT . •...
  • Pagina 33 • In het geval van Solver ((3(SOLV)), kunt u de natuurlijke invoer van de Math invoer/uitvoer modus gebruiken. Voorbeeld Om de vierkantsvergelijking + 5 = 0 op te lossen in de EQUA modus mEQUA!m(SET UP) cccc(Complex Mode) 2(a+b 2(POLY)1(2)bwdwfww 5. Menu Optie (OPTN) In het optiemenu vindt u wetenschappelijke functies en notaties die niet op het toetsenbord van de rekenmachine zijn aangeduid.
  • Pagina 34 • {TVM}* ... {menu i.v.m. financiële berekeningen} • De PICT, FMEM en CAPT items worden niet weergegeven wanneer “Math” is geselecteerd als invoer/uitvoer modus in het configuratiescherm. 6. Menu variabelen (VARS) Als u variabelen-gegevens wilt oproepen, drukt u op J om het menu met variabelen- gegevens weer te geven.
  • Pagina 35 {GRPH} • ... {menu met de grafische gegevens} • { a } / { b } / { c } / { d } / { e } ... {regressie- en multinominiaalcoëfficiënten} • { r } / { r } ... {correlatiecoëfficiënt}/{determinatiecoëfficiënt} •...
  • Pagina 36 • {Xt}/{Yt} ... {X-vergelijking}/{Y-vergelijking} van een voorschrift waarin afhangen van een parameter. • {X} ... {voorschrift van de vorm X=constant} • Druk op deze toetsen voordat u een waarde invoert om de geheugenzone aan te duiden. u DYNA* — De instellingen bij dynamische grafieken oproepen •...
  • Pagina 37 u TVM* — De financiële berekeningen oproepen • { %}/{ } ... {betalingsperiodes (afbetalingen)}/{rentevoet per periode}/ {huidige waarde}/{betaling}/{toekomstige waarde} • { } ... {aantal stortingstermijnen per jaar}/{aantal kapitalisatiemomenten per jaar} u Str — Str commando • {Str} ... {geheugen van de string} 7.
  • Pagina 38 2. Druk nu op !m(SET UP) om het configuratiescherm van de gekozen modus weer te geven. • Dit configuratiescherm is maar een voorbeeld. Naar gelang van de gekozen modus en de actuele instelling kan een ander scherm verschijnen. 3. Gebruik de cursortoetsen f en c om de parameter aan te klikken waarvan u de instelling wilt veranderen.
  • Pagina 39 u Draw Type (tekenen van een grafiek) • { Con } / { Plot } ... {een lijn door (berekende) punten}/{enkel (berekende) punten} u Derivative (weergave van een afgeleid getal) • {On}/{Off} ... {weergave}/{geen weergave} in een tabel en bij het aflezen van coördinaten u Angle (hoekeenheden) •...
  • Pagina 40 u Simul Graph (tekenen van meerdere grafieken op één scherm) • { On } / { Off } ... {actief (alle grafieken worden gelijktijdig getekend)}/{niet-actief (de grafieken worden één na één getekend)} u Background (achtergrond) • { None } / { PICT } ... {zonder achtergrond}/{mogelijkheid om achtergrond te creëren} u Sketch Line (lijnstukken bijtekenen) •...
  • Pagina 41 u Q1Q3 Type (Q berekeningsformules) • {Std}/{OnData} ... {Deel totale populatie in zijn centerpunt tussen boven- en onder- groepen, met de mediaan van de ondergroep Q1 en de mediaan van de bovengroep Q3}/{Bereken de waarde van het element waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 1/4 en dichtst bij 1/4 Q1 en de waarde van het element waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 3/4 en dichtst bij 3/4 Q3}...
  • Pagina 42 u De scherminhoud uit het geheugen oproepen Deze bewerking kan enkel gebruikt worden tijdens de Lineaire invoer/uitvoer modus. 1. In de RUN • MAT (of RUN) modus, druk op K6(g) 6(g)5(CAPT)(4(CAPT) op de GRAPH25+ E) 1(RCL). 2. Voer een geheugencijfer in van 1 tot 20, en druk vervolgens op w. •...
  • Pagina 43 Knop Knop RESTART RESTART GRAPH95 GRAPH95 GRAPH35+ E GRAPH35+ E GRAPH75+ E GRAPH75+ E GRAPH25+ E GRAPH25+ E GRAPH75+ GRAPH75+ GRAPH75 GRAPH75 Belangrijk! De rekenmachine maakt een back-up van gebruikersgegevens (hoofdgeheugen) als u het uitschakelt en laadt deze gegevens opnieuw op bij het inschakelen.
  • Pagina 44 Manuele berekeningen Hoofdstuk 2 1. Basisberekeningen k Rekenkundige berekeningen • Voer rekenkundige bewerkingen in zoals ze geschreven zijn, van links naar rechts. • Gebruik de toets - om het toestandsteken ‘-’ in te voeren. • De bewerkingen worden inwendig berekend met een mantisse met 15 cijfers. Het eindresultaat wordt afgerond op een mantisse met 10 cijfers vooraleer het op het scherm verschijnt.
  • Pagina 45 200 ÷ 7 × 14 = 400 Voorbeeld 2 Voorwaarde Invoer Weergave 200 /7 *14 w !m(SET UP) ff 3 decimalen 1(Fix) dwJw 400.000 200 /7 w Berekening blijft gebruik 28.571 Ans × I maken van weergave met 10 14 w cijfers 400.000 •...
  • Pagina 46 • Wat tussen haakjes staat heeft de grootste voorrang. k Weergave berekening irrationele getal (alleen op de GRAPH95/GRAPH75+ E/GRAPH75+/GRAPH75/GRAPH35+ E) U kunt de rekenmachine configureren om resultaten in irrationele getallen weer te geven (inclusief ' of π ) door “Math” te selecteren voor de modus “Input/Output” in het configuratiescherm.
  • Pagina 47 u Resultaatweergave met Weergave van een resultaat in het formaat ' wordt ondersteund voor het resultaat met ' in tot twee termen. Berekeningsresultaten in ' krijgen de volgende vormen. a ' b d ' e ± , ± ± , ± ±...
  • Pagina 48 u Resultaatweergave met π π Een resultaat wordt weergegeven als π in de volgende gevallen. π • Als het resultaat kan worden weergegeven in de vorm van is een geheel getal tot |10 π of π • Als het resultaat kan worden weergegeven in de vorm van Maar, {aantal cijfers + aantal cijfers + aantal...
  • Pagina 49 6 ÷ 2(1 + 2) → 6 ÷ (2(1 + 2)) Voorbeeld 1 6 ÷ A(1 + 2) → 6 ÷ (A(1 + 2)) 1 ÷ (2 + 3)sin30 → 1 ÷ ((2 + 3)sin30) • Wanneer een vermenigvuldigingsteken onmiddellijk voor een variabele, constante, enz. wordt weggelaten.
  • Pagina 50 k Geheugen u Variabelen (alfa-geheugen) Dit toestel kan in 28 variabelen getallen opslaan om ze in berekeningen te gebruiken. U kunt variabelen gebruiken om waarden op te slaan die u wenst te gebruiken in berekeningen. en θ . In de variabelen Variabelen worden benoemd met letters uit het alfabet (a tot z), plus kunnen getallen worden opgeslagen die (in wetenschappelijke schrijfwijze) een mantisse hebben met ten hoogste 15 cijfers en een exponent met ten hoogste 2 cijfers.
  • Pagina 51 5(Str) * bw 6(Str) * GRAPH25+ E String wordt links uitgevuld. • De bovenstaande bewerking wordt uitgevoerd tijdens de Lineaire invoer/uitvoer modus. Deze functie wordt niet in de Math invoer/uitvoer modus ondersteund. u Functiegeheugen [OPTN] - [FMEM] De geheugens die aan de functietoetsen gekoppeld zijn, dienen om vaak terugkerende uitdrukkingen op te slaan, zodat u ze met één toetsindruk opnieuw kunt invoeren.
  • Pagina 52 u Een functie als variabele oproepen Adaav(A) w baal(B) w K6( g) 6( g) 3(FMEM) * 3(fn) b+cw 2(FMEM) * GRAPH25+ E u De lijst met de opgeslagen functies weergeven K6( g) 6( g) 3(FMEM) * 4(SEE) 2(FMEM) * GRAPH25+ E u Een voorschrift wissen Voorbeeld Wis de inhoud van het geheugen met functietoets 1...
  • Pagina 53 • Het geheugen voor het laatste resultaat verandert niet door een bewerking die waarden toekent aan het alpha-geheugen (zoals: faal(B) w). GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+, GRAPH75, GRAPH35+ E gebruikers... • In de Math invoer/uitvoer modus, verschilt de bewerking voor oproep van de inhoud van het geheugen voor het laatste resultaat van de bewerking in de Lineaire invoer/uitvoer modus.
  • Pagina 54 2. Druk op de functietoets die de gewenste weergave oproept. Druk daarna op J. • { Fix } / { Sci } / { Norm } / { Eng } ... {vast aantal decimalen}/{aantal significante cijfers}/{norm voor de wetenschappelijke schrijfwijze}/{ingenieursnotatie} u Het aantal cijfers na de komma instellen (Fix) Voorbeeld Kies voor twee cijfers na de komma...
  • Pagina 55 4. Berekeningen met wetenschappelijke functies k Menu’s met wetenschappelijke functies Dit toestel bevat vijf menu’s om toegang te krijgen tot wetenschappelijke functies die niet op het klavier zijn aangeduid. • De inhoud van deze menu’s hangt af van de modus waarin dit vanuit het hoofdmenu wordt opgeroepen voordat u op K drukt.
  • Pagina 56 u Hoekeenheden, het gebruik van zestigdelige graden, omzetting van coördinaten (ANGL) [OPTN] - [ANGL] • { ° } / { r } / { g } ... {zestigdelige graden}/{radialen}/{honderddelige graden} voor een specifieke invoerwaarde • { ° ’ ” } ... {invoer van graden, minuten en seconden van een hoekgrootte in zestigdelige graden} •...
  • Pagina 57 Voorbeeld Invoer π !m(SET UP) cccccc* 2(Rad) J cos ( rad) = 0,5 c(!5( π ) /3 )w sin 45° × cos 65° = 0,5976724775 !m(SET UP) cccccc* 1(Deg) J • 2 *s45 *c65 w* !s(Asn ) 0.5 * Asn 0,5 = 30° wanneer sin = 0,5) * mag worden weggelaten.
  • Pagina 58 Voorbeeld Invoer ' 2 + ' 5 = 3,65028154 !x( ') 2 +!x( ') 5 w = (–3) × (–3) = 9 (-3 )xw (–3) 8! (= 1 × 2 × 3 × ..× 8) = 40320 8 K6( g) 3(PROB) * !) w K6( g) 4(NUM) * 2(Int) -3.5 w...
  • Pagina 59 RanList# voorbeelden Voorbeeld Invoer K6( g) 3(PROB) * 4(RAND) 5(List) RanList# (4) 4 )w (Genereert vier toevalsgetallen en geeft het resultaat weer op het scherm ListAns.) J K6( g) 3(PROB) * 4(RAND) RanList# (3, 1) 5(List) 3 ,1 )w (Genereert van het eerste tot het derde toevalsgetal uit rij 1 en geeft het resultaat weer op het scherm ListAns.) (Genereert van het vierde tot het zesde...
  • Pagina 60 Voorbeeld Invoer K6( g) 3(PROB) * 4(RAND) 3(Norm) RanNorm# (8, 68) 8 ,68 )w (Produceert willekeurig een lichaamslengte verkregen in overeenstemming met de normale kansverdeling van een groep kinderen van minder dan één jaar, met een gemiddelde lichaamslengte van 68cm en een standaardafwijking van 8.) K6( g) 3(PROB) * 4(RAND) 3(Norm) RanNorm# (8, 68, 5)
  • Pagina 61 • Let erop dat in het configuratiescherm de rubriek modus is ingesteld op “Comp”. Voorbeeld Invoer !m(SET UP) cccccc* Bereken en ° wanneer = 14 en = 20,7 1(Deg) J → → 24,989 24,989 24,98979792 (r) 24,98979792 (r) K6( g) 5(ANGL) ** 6( g) 1(Pol() →...
  • Pagina 62 k Rest van de deling (MOD), Reste van exponentiële deling (MOD Exp) Voorbeeld Invoer K6( g) 4(NUM) * 6( g) 4(MOD) 137 ,7 Rest bepalen bij deling van 137 door 7 (MOD (137, 7) = 4) K6( g) 4(NUM) * 6( g) 5(MOD Rest bepalen bij deling van 5 door 3 •...
  • Pagina 63 2(ENG)* = 0,9 2(ENG)* = 900m 5(ESYM) * GRAPH25+ E Het weergegeven resultaat wordt, door het decimaal punt drie plaatsen naar rechts te verschuiven, omgezet naar de eerstvolgende hogere ingenieurseenheid. Het weergegeven resultaat wordt, door het decimaal punt drie plaatsen naar rechts te verschuiven, omgezet naar de eerstvolgende lagere ingenieurseenheid.
  • Pagina 64 5. Numerieke berekeningen Hierna worden de numerieke berekeningen verklaart uit het functiemenu weergegeven als K4(CALC)(3(CALC) op de GRAPH25+ E) wordt ingedrukt. De volgende berekeningen kunnen worden uitgevoerd. • { Int÷ } / { Rmdr } / { Simp } ... {quotiënt}/{rest}/{simplificatie} } / { ∫...
  • Pagina 65 ∠ θ ” is bepaald in het configuratiescherm in de instelling “Complex Mode”, • Als “a+b ” of “ worden breuken als resultaat altijd vereenvoudigd voordat ze worden weergegeven, zelfs als de instelling “Simplify” is ingesteld op “Manual”. • Als u breuken handmatig wilt vereenvoudigen (Simplify: Manual), zorg er dan voor dat “Real” is geselecteerd in de instelling “Complex Mode”.
  • Pagina 66 Wanneer de oplossing niet convergent is, verschijnt een foutmelding (time-out). Meer informatie over berekeningen van het nulpunt (Solve) vindt u op pagina 4-4. • U kunt geen formule voor de berekening van een tweede afgeleide, van een bepaalde integraal, van een sommatie ( Σ ), van een extremum (maximum/minimum), van een nulpunt (Solve), gebruiken als term voor een van de bovenvermelde functies.
  • Pagina 67 k Berekenen van een eerste afgeleide [OPTN] - [CALC] - [ Om een eerste afgeleide te berekenen, kunt u kiezen tussen twee formules. K4(CALC)* 2( 3(CALC) * GRAPH25+ E : punt waarvan u de afgeleide wilt bepalen, : tolerantie) d/dx ( f (x) , a) ⇒ d/dx ( f (x) , a) ⇒...
  • Pagina 68 • Drukt u op A tijdens het berekenen van een afgeleide (u ziet de cursor dan niet op het scherm), dan wordt de berekening onderbroken. • Onnauwkeurige resultaten en fouten kunnen te wijten zijn aan het volgende: - discontinue punten in -waarden - grote veranderingen in -waarden...
  • Pagina 69 Voorzorgen bij berekenen van een tweede afgeleide • In de functie ), kunt u enkel X als variabele kiezen. De andere letters (A t/m Z, zonder , ) worden als constanten beschouwd, zodat in de berekeningen met de daaraan toegekende waarde(n) zal gerekend worden. •...
  • Pagina 70 Zoals hierboven weergegeven, worden integraalberekeningen uitgevoerd door de berekening < < ) > 0. Dit van de integraalwaarden van van de functie ) waarbij , en berekent de oppervlakte van het schaduwgebied in de afbeelding. Voorbeeld 1 Bereken de volgende bepaalde integraal met een tolerantie van “ ”...
  • Pagina 71 Voorzorgen bij integraalrekenen • In de functie ), kunt u enkel X als variabele kiezen. De andere letters (A t/m Z, zonder , ) worden als constanten beschouwd, zodat in de berekeningen met de daaraan toegekende waarde(n) zal gerekend worden. •...
  • Pagina 72 • In de Math invoer/uitvoer modus is de afstand tussen twee opeenvolgende termen ( vastgelegd op 1 en kan niet gewijzigd worden. k Berekeningen van een extremum [OPTN] - [CALC] - [FMin]/[FMax] < < Om een extremum (maximum/minimum) in een gegeven interval te berekenen, werkt het toestel met de formules: u Voor een minimum...
  • Pagina 73 6. Rekenen met complexe getallen De hoofdbewerkingen met complexe getallen (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen) worden ingevoerd zoals bij manuele berekeningen (zie pagina 2-1 tot 2-15). U kunt ook haakjes invoeren en gebruikmaken van het geheugen voor het laatste resultaat. U kunt rekenen met complexe getallen door de optie Complex Mode in het configuratiescherm als volgt te veranderen.
  • Pagina 74 Voorbeeld (1 + 2 ) + (2 + 3 AK3(CPLX) * (b+c1( +(c+d1( ) )w 2(CPLX) * GRAPH25+ E k Omgekeerde, vierkantswortel en kwadraat Voorbeeld (3 + AK3(CPLX) * !x( ') (d+1( ) )w 2(CPLX) * GRAPH25+ E k Complexe getallen in poolcoördinaten 2 ∠...
  • Pagina 75 AK3(CPLX) * 3(Arg) (d+e1( ) )w (Berekening van het argument) 2(CPLX) * GRAPH25+ E • Het resultaat voor het argument hangt dus af van de ingestelde hoekeenheid (zestigdelige graden, radialen of honderddelige graden). k Toegevoegde van een complex getal [OPTN] - [CPLX] - [Conj] a –...
  • Pagina 76 ccccc * GRAPH25+ E 2(CPLX) ** GRAPH25+ E Ac!v( ∠ ) ga K3(CPLX) * 6( g) 4( 2(CPLX) * GRAPH25+ E • Het reëel deel en de coëfficiënt van het imaginair deel kunnen elk worden weergegeven met een mantisse van hoogstens 10 cijfers en een exponent van hoogstens 2 cijfers. •...
  • Pagina 77 • De grenzen waarbinnen de getallen voor deze talstelsels kunnen vallen, zijn de volgende. Tweetallig Positief: 0 < < 111111111111111 Negatief: 1000000000000000 < < 1111111111111111 Achttallig Positief: 0 < < 17777777777 Negatief: 20000000000 < < 37777777777 Tientallig Positief: 0 < <...
  • Pagina 78 k Tegengestelden en logische bewerkingen Als één van de talstelsels is ingesteld, drukt u op 2(LOG) om een menu met tegengestelden en logische operatoren op te roepen. • { Neg } ... {tegengestelde}* • { Not } / { and } / { or } / { xor } / { xnor } ... {NOT}* /{AND}/{OR}/{XOR}/{XNOR}* Complement van twee Complement van een (complement: en bit)
  • Pagina 79 A!m(SET UP) Selecteer “Modus”, en druk op 2(Dec) J. 1(d~o) 1(d) ccw J3(DISP) 3( 'Bin) w 4( 'Oct) w 8. Matrixrekenen Belangrijk! • Matrixberekeningen kunnen niet op de GRAPH25+ E worden uitgevoerd. Kies vanuit het hoofdmenu de modus RUN • MAT en druk op 1( 'MAT) om matrixberekeningen uit te voeren.
  • Pagina 80 k Matrices invoeren en bewerken Druk op 1( 'MAT) om het scherm Matrix Editor weer te geven. Met de Matrix Editor kunt u matrices invoeren en bewerken. × (rij) × … (kolom) matrix None… geen matrix ingesteld • { DEL } / { DEL A } ...
  • Pagina 81 De volgende bewerking is het vervolg van het rekenvoorbeeld op de vorige pagina. bwcwdw ewfwgw (Het gegeven wordt ingevoerd in het aangeklikte element. Bij elke druk op w, wordt het volgende element rechts aangeklikt.) • Bij de weergave van een matrix op het scherm is er bij positieve gehele getallen slechts plaats voor zes karakters, en bij negatieve voor vijf karakters (een karakter wordt gebruikt voor het minteken).
  • Pagina 82 • { Swap } ... {om twee rijen om te wisselen} • { × Rw } ... {om een rij met een getal te vermenigvuldigen} • { × Rw+ } ... {om een rij te vervangen door de som van die rij en het product van een andere rij en een getal} •...
  • Pagina 83 u Een rij vervangen door de som van die rij en een andere rij Voorbeeld Vervang rij 3 door de som van rij 3 en rij 2: OP) 4(Rw+) • Voer het rijnummer van de op te tellen rij in. Voer het rijnummer in van de rij die moet vervangen worden.
  • Pagina 84 u Bewerking met kolommen • { DEL } ... {om een kolom te wissen} • { INS } ... {om een kolom in te voegen} • { ADD } ... {om een kolom toe te voegen} u Een kolom wissen Voorbeeld Kolom 2 wissen 3(COL) e...
  • Pagina 85 Voorbeeld Voer in de matrix A de volgende gegevens in: 1 3 5 1 3 5 2 4 6 2 4 6 !+( [ ) !+( [ ) b,d,f !-( ] ) !+( [ ) c,e,g !-( ] ) !-( ] ) aK2(MAT) 1(Mat) av(A) Naam van de matrix •...
  • Pagina 86 u Een matrix bewerken met matrixcommando’s Met de matrixcommando’s kunt u ook waarden toekennen aan een element van een matrix, de waarde van een element van een matrix oproepen, alle elementen van een matrix dezelfde waarde toekennen, twee matrices aaneenvoegen en een matrixkolom wegschrijven in een lijst.
  • Pagina 87 • De “Fill”-opdracht kan worden gebruikt om dezelfde waarde te schrijven in alle vectorelementen. Voorbeeld 2 Voeg de volgende twee matrices samen: K2(MAT) 5(Aug) 1(Mat) av(A) , 1(Mat) al(B) w • De twee matrices die u wilt samenvoegen moeten hetzelfde aantal rijen hebben. Als dat niet het geval is, verschijnt er een foutmelding.
  • Pagina 88 2. Druk vervolgens op K om het optiemenu weer te geven. 3. Druk nu op 2(MAT) om het menu met matrixcommando’s te openen. In deze paragraaf worden alleen de matrixcommando’s behandeld die dienen voor het matrixrekenen. • { Mat } ... {Mat-commando (om een matrix op te maken)} •...
  • Pagina 89 • Alleen van een vierkante matrix kan de determinant berekend worden (hetzelfde aantal rijen en kolommen). Als u probeert de determinant voor een niet-vierkante matrix te berekenen, verschijnt een foutmelding. • De determinant van een 2 × 2 matrix wordt als volgt berekend. | A | = –...
  • Pagina 90 −1 −1 Matrix A = −5 −5 −21 −21 K2(MAT) 6( g) 5(Rref) 6( g)1(Mat) av(A) w • De operaties op rijen en herleide operaties op rijen leveren eventueel geen nauwkeurige resultaten omwille van weggelaten cijfers. u Inverse van een matrix −1 Voorbeeld Bereken de inverse matrix van de volgende matrix:...
  • Pagina 91 u Macht van een matrix Voorbeeld Bereken de derde macht van de volgende matrix: Matrix A = K2(MAT) 1(Mat) av(A) • Bij matrix machtberekeningen zijn berekeningen mogelijk tot de macht 32766. u In een matrix alle elementen vervangen door hun absolute waarde, door hun geheel deel, door hun decimaal deel, of door hun grootste geheel deel dat niet groter is dan het originele element [OPTN] - [NUM] - [Abs]/[Frac]/[Int]/[Intg]...
  • Pagina 92 • De fout op de weergegeven resultaten bij het matrixrekenen is ± 1 op het laatste significante cijfer. • Als het resultaat van een matrixberekening te groot is om opgeslagen te kunnen worden in het geheugen voor de laatste matrix, verschijnt een foutmelding. •...
  • Pagina 93 k Een vector invoeren en bewerken Wanneer u op 1('MAT)6(M⇔V) drukt, verschijnt het Vector Editor-scherm. Gebruik de Vector Editor voor het invoeren en bewerken van vectoren. × (rij) × (kolom) vector None ... geen vector vooraf ingesteld • {DEL}/{DEL A} ... verwijdert {een specifieke vector}/{alle vectoren} •...
  • Pagina 94 • De berekeningsnauwkeurigheid van de weergegeven resultaten voor vectorberekeningen is ±1 op het laatste belangrijke cijfer. • Als het resultaat van een vectorberekening te groot is om te passen in het geheugen voor de laatste vector, treedt een fout op. •...
  • Pagina 95 Vct A = [ 1 2 ] Vct B = [ 3 4 ] K2(MAT)6(g)6(g)1(Vct) av(A)+1(Vct)al(B)w Voorbeeld 2 Voor het bepalen van het product van de twee vectoren die hieronder zijn weergegeven (Vct A × Vct B) Vct A = [ 1 2 ] Vct B = K2(MAT)6(g)6(g)1(Vct) av(A)*1(Vct)al(B)w...
  • Pagina 96 u Hoek gevormd door twee vectoren [OPTN]-[MAT]-[Angle] Voorbeeld Voor het bepalen van de hoek die door twee vectoren wordt gevormd Vct A = [ 1 2 ] Vct B = [ 3 4 ] K2(MAT)6(g)6(g) 4(Angle)1(Vct)av(A), 1(Vct)al(B))w u Eenheidsvector [OPTN]-[MAT]-[UntV] Voorbeeld Bepaal de eenheidsvector van de onderstaande vector Vct A = [ 5 5 ]...
  • Pagina 97 • Proberen omzetten van een eenheid uit een categorie (zoals “AREA”) in een eenheid uit een andere categorie (zoals “TIME”) levert een foutmelding (Conversion ERROR) op. • Zie de “Commandolijst voor omzetting van eenheden” (pagina 2-55) voor meer informatie over de eenheden uit ieder categorie. k Omzettingsberekening uitvoeren [OPTN] - [CONV] Voer de waarde in waarvan u omzet en de omzettingscommando’s met de syntax hierna...
  • Pagina 98 k Commandolijst voor omzetting van eenheden Cat. Weergavenaam Eenheid Cat. Weergavenaam Eenheid fermi kubieke centimeter Å ångström milliliter μ m micrometer liter millimeter kubieke meter centimeter kubieke inch meter kubieke voet kilometer fl_oz(UK) astronomische fl_oz(US) vloeiend ons (VS) eenheid l.y. lightjaar gal(US) gallon...
  • Pagina 99 Cat. Weergavenaam Eenheid Cat. Weergavenaam Eenheid °C graden Celsius pascal Kelvin k ilopascal °F graden Fahrenheit millimeter water °R graden Rankine mmHg millimeter kwik meter per seconde atmosfeer km/h kilometer per uur inch/water knot knoop inHg inch kwik ft/s voet per seconde lbf/in pond per vierkante inch mile/h...
  • Pagina 100 Lijsten Hoofdstuk 3 Een lijst is een opslagplaats voor diverse gegevensitems. Met deze rekenmachine kunt u in zes bestanden telkens 26 lijsten opslaan. De inhoud van deze lijsten kunt u gebruiken in rekenkundige bewerkingen, in berekeningen met statistieken en ook nog bij het werken met grafieken.
  • Pagina 101 • U kunt ook het resultaat van een uitdrukking of een complex getal in een element invoeren. • In een enkele lijst kunt u getallen invoeren in maximaal 999 elementen. u Een reeks getallen invoeren 1. Gebruik de cursortoetsen om de naar een andere lijst te verplaatsen.
  • Pagina 102 u De inhoud van een element wijzigen 1. Gebruik de cursortoetsen om het element aan te klikken waarin u de inhoud wilt wijzigen. 2. Druk op 6( g) 2(EDIT). 3. Wijzig de gewenste gegevens. u Een element wissen 1. Gebruik de cursortoetsen om het element aan te klikken dat u wilt wissen. 2.
  • Pagina 103 3. Voer de naam in en druk op w. • Als u een naam in alfanumerieke tekens wilt invoeren, drukt u op !a om de modus ALPHA-LOCK te kiezen. Voorbeeld: YEAR -(Y) c(E) v(A) g(R) w • Als u de volgende bewerking uitvoert, verschijnt een subnaam in de modus RUN • MAT (of RUN ).
  • Pagina 104 Stijgende grootte 1. Druk als de lijsten op het scherm staan op 6( g) 1(TOOL) 1(SRT • 2. De mededeling “How Many Lists?:” verschijnt. Druk nu op 2 omdat in totaal twee lijsten zullen veranderen. 3. Voer als antwoord op de mededeling “Select Base List List No:” het nummer in van de lijst die u in stijgende grootte wilt ordenen.
  • Pagina 105 • De invoer van 1(List) in de bovenstaande bewerking mag u weglaten. • Alle lijsten moeten hetzelfde aantal gegevensitems bevatten. Zo niet, krijgt u een foutmelding. Voorbeeld: List → Mat (1, 2) w Voorbeeld De inhoud van List 1 (2, 3, 6, 5, 4) overbrengen naar kolom 1, en de inhoud van List 2 (11, 12, 13, 14, 15) overbrengen naar kolom 2 van het geheugen voor de laatste matrix AK1(LIST) 2(L →...
  • Pagina 106 Ziehier het resultaat van List 1: u Een reeksgetallenin een lijst invoeren [OPTN] - [LIST] - [Seq] K1(LIST) 5(Seq) <uitdrukking> , <naam van variabele> , <startwaarde> , <eindwaarde> , <verhoging> ) w • Het resultaat van deze berekening wordt opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns).
  • Pagina 107 u Het gemiddelde van de getallen van een lijst berekenen [OPTN] - [LIST] - [Mean] K1(LIST) 6( g) 3(Mean) 6( g) 6( g) 1(List) <lijstnummer 1 - 26> )w Voorbeeld Bereken het gemiddelde van List 1 (36, 16, 58, 46, 56) AK1(LIST) 6( g) 3(Mean) 6( g) 6( g) 1(List) b)w u De mediaan van de getallen van een lijst berekenen als aan die getallen een...
  • Pagina 108 u Hetproduct van de getallen van een lijst berekenen [OPTN] - [LIST] - [Prod] K1(LIST) 6( g) 6( g) 2(Prod) 6( g) 1(List) <lijstnummer 1 - 26> w Voorbeeld Bereken het product van List 1 (2, 3, 6, 5, 4) AK1(LIST) 6( g) 6( g) 2(Prod) 6( g) 1(List) bw u De cumulatieve frequentie van elk waarnemingsgetal berekenen...
  • Pagina 109 Voorbeeld Bereken de verschillen tussen de opeenvolgende getallen van List 1 (1, 3, 8, 5, 4) AK1(LIST) 6( g) 6( g) 5( A) 3 – 1 = 3 – 1 = 8 – 3 = 8 – 3 = 5 – 8 = 5 –...
  • Pagina 110 u Om de subnaam te speecificeren van een lijst gemaakt in List Editor 1. Voer in de RUN • MAT (of RUN ) modus, de volgende toetsbewerking uit. AK1(LIST) 1(List) • Voer het “List” commando in. 2. Voer de subnaam in van de lijst die u wilt specificeren. Doe dit tussen dubbele aanhalingstekens ("...
  • Pagina 111 • De opgeroepen lijstgetallen worden ook opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns). Via dit geheugen kunt u ze dan in een berekening invoeren. u De lijstgetallen opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns) gebruiken in een berekening Voorbeeld Vermenigvuldig de lijstgetallen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns) met 36...
  • Pagina 112 6. Open de modus STAT en controleer of de kolom Y1 in de modus TABLE gekopieerd is naar List 1. k Wetenschappelijke berekeningen met lijsten Lijsten kunt u in wetenschappelijke berekeningen op dezelfde manier gebruiken als getallen. Is het resultaat van zo’n berekening een lijst, dan wordt deze lijst opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns).
  • Pagina 113 Oplossen van vergelijkingen Hoofdstuk 4 Kies in het hoofdmenu de modus EQUA . • { SIML } ... {stelsels eerstegraadsvergelijkingen met 2 tot 6 onbekenden} • { POLY } ... {tweede- of zesdegraadsvergelijkingen} • { SOLV } ... {variabele in een formule} 1.
  • Pagina 114 1 m EQUA 2 1(SIML) 2(3) 3 ewbw-cw-bw bwgwdwbw -fwewbw-xw 4 1(SOLV) • Interne berekeningen worden met een 15-cijferige mantisse uitgevoerd, maar de resultaten worden weergegeven me een 10-cijferige mantisse en een 2-cijferige exponenet. • Het toestel berekent de oplossing van het stelsel eerstegraadsvergelijkingen door de inverse matrix te berekenen van de coëfficiënten van de vergelijkingen.
  • Pagina 115 • U kunt op elk ogenblik de zojuist ingevoerde waarde voor de coëfficiënt annuleren door te drukken op J voordat u drukt op w om de coëfficiënt op te slaan. De coëfficiënt wordt dan teruggezet op de oorspronkelijke waarde. Vervolgens kunt u een andere waarde invoeren.
  • Pagina 116 • Druk na de berekening op 1(REPT), wijzig de waarden van de coëfficiënt en bereken de waarde opnieuw. 3. Berekeningen oplossen (Solve) Met de Solve Calculations-modus kunt u de waarde van een variabele in een formule oplossen, zonder de vergelijking te hoeven oplossen. 1.
  • Pagina 117 Grafieken Hoofdstuk 5 Selecteer in het hoofdmenu het pictogram voor het grafiek- of tabeltype dat u respectievelijk wilt tekenen of maken. • GRAPH … Gewone grafieken tekenen • RUN • MAT (of RUN ) … Manueel tekenen van grafieken (pagina’s 5-13 tot 5-16) •...
  • Pagina 118 3(TYPE) 1(Y=) ... cartesische coördinaten (Y= ) type) =) ... poolcoördinaten 3(Parm) ... voorschrift waarin van een parameter afhangen 4(X=) ... cartesische coördinaten(X= ) type) 5(CONV)1( Y=) tot 5( Y≤) 6(g)1( X=) tot 5( X≤) ... verandert het functietype 6(g)1(Y>) tot 4(Y≤) ..Y ongelijkheid aan de linkerkant 6(g)6(g)1(X>) tot 4(X≤) ..
  • Pagina 119 Voorbeeld 2 Het in grafiek brengen van een trigonometrische functie met radialen wanneer de hoekeenheidsinstelling zestigdelige graden is (hoekeenheid = Deg) Y1=sin 1 m GRAPH 2 svK6(g)5(ANGL)2(r)w 3 6(DRAW) 2. Controleren wat op een grafisch scherm wordt weergegeven k Instellen van het weergavevenster (V-Window) Gebruik het scherm met het weergavemenu om het bereik van de - en -assen te definiëren...
  • Pagina 120 • Als u een ongeldig getal invoert (getal buiten het interval, minteken zonder getal, etc.), verschijnt een foutmelding. • Als de maximale T θ -waarde kleiner is dan de minimale T θ -waarde, wordt de stapwaarde van T θ negatief. •...
  • Pagina 121 k Het grafiekinterval opgeven U kunt een interval (beginpunt, eindpunt) opgeven voordat u de grafiek van een voorschrift tekent. 1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH . 2. Stel het weergavevenster in (V-Window). 3. Geef het voorschrifttype op en voer het voorschrift in. De syntax voor de invoer van het voorschrift is de volgende: Voorschrift ,!+( [ )Beginpunt , Eindpunt !-( ] ) 4.
  • Pagina 122 6( g) 2(SQR) ... Grafiekcorrectie De waarden voor de -as van het weergavevenster worden gecorrigeerd zodat ze identiek zijn aan de waarden voor de 6( g) 3(RND) ... Coördinaten afronden De coördinaten op de huidige cursorpositie worden afgerond. 6( g) 4(INTG) ... Orthonormaal assenkruis Om over te gaan naar een orthonormaal assenkruis waarbij elke punt breedte 1 krijgt.
  • Pagina 123 • {Y=}/{r=}/{Parm}/{X=} ... {voorschrift in cartesische coördinaten (Y= ) type)}/{voorschrift in poolcoördinaten}/{voorschrift waarin van een parameter afhangen}/{voorschrift in cartesische coördinaten (X= ) type)} grafiek • {Y>}/{Y<}/{Yt}/{Ys} ... {Y> )}/{Y< )}/{Yt )}/{Ys )} grafische voorstelling van een ongelijkheid • {X>}/{X<}/{Xt}/{Xs} ... {X> )}/{X<...
  • Pagina 124 3(TYPE)1(Y=)J4(GRPH) 1(Y)b(1(Y)c)w J4(GRPH)1(Y)c (1(Y)b)w • Een samengesteld voorschrift kan uit maximaal vijf voorschriften bestaan. u Waarden toewijzen aan de coëfficiënten en variabelen van een functievoorschrift Voorbeeld Wijs de waarden –1, 0, en 1 toe aan variabele A in Y = AX −1, en teken voor elke waarde een grafiek 3(TYPE)1(Y=)
  • Pagina 125 u De lijnstijl van een functievoorschrift wijzigen 1. Gebruik op het scherm met de functievoorschriften f en c om het voorschrift te kiezen waarvan u de lijnstijl wilt wijzigen. 2. Druk op 4(STYL). 3. Selecteer de lijnstijl. Voorbeeld Wijzig de lijnstijl van –...
  • Pagina 126 Xmin = –5, Xmax = 5, Xscale = 1 Ymin = –5, Ymax = 5, Yscale = 1 T θ min = 0, T θ max = π , T θ ptch = 2 π / 60 cf (Kies een geheugengebied dat een functie bevat waarvoor u geen grafiek wilt.) 1(SEL) (Specificeert niet tekenen.) 6(DRAW) of w (Tekent de grafieken.)
  • Pagina 127 • Er zijn 20 grafiekgeheugens: G-Mem1 tot G-Mem20. • Door een menu met voorschriften van grafieken op te slaan in een grafiekgeheugen, worden alle gegevens die reeds in het aangesproken geheugen vastlagen, overschreven. • Als de gegevens die u wilt opslaan in een grafisch geheugen meer geheugencapaciteit vergen dan beschikbaar is, dan verschijnt er een foutmelding.
  • Pagina 128 5. Twee grafieken op hetzelfde scherm tekenen k De grafiek naar het deelscherm kopiëren Dit toestel heeft de mogelijkheid om het scherm uit te splitsen in twee delen. In elk deelscherm kunt u een grafiek tekenen van twee verschillende voorschriften, of een grafiek op normale grootte en ernaast dezelfde grafiek uitvergroot tekenen.
  • Pagina 129 (Deelscherm) Xmin = −4, Xmax = 4, Xscale = 1 Ymin = −3, Ymax = 3, Yscale = 1 1 m GRAPH 2 !m(SET UP)cccc*1(G + G)J * GRAPH25+ E 3 !3(V-WIN) -cwcwa.fwc -cwcwbw 6(RIGHT) -ewewbwc -dwdwbwJ 4 3(TYPE) 1(Y=) v(v+b)( v-b)w 6(DRAW) 5 K1(COPY)
  • Pagina 130 • U kunt ook grafieken laten tekenen van volgende wetenschappelijke functies. Grafiek met voorschrift in cartesische coördinaten Grafiek met poolcoördinaten • sin θ • cos θ • tan θ • Asn θ • sin x • cos x • tan x •...
  • Pagina 131 • U kunt geen variabele toewijzen aan de variabele in het voorschrift. • Als de optie Simul Graph is ingeschakeld, worden alle grafieken voor de opgegeven waarden van variabelen gelijktijdig getekend. • Overschrijven is mogelijk voor het tekenen van grafieken met voorschrift in cartesische coördinaten, voorschrift in poolcoördinaten, voorschrift waarin afhangen van een parameter, en voorschrift van ongelijkheden.
  • Pagina 132 4 !3(V-WIN) -fwfwcwc -bawbawfwJ 5 3(TYPE) 1(Y=) cvx+dv-ew 6(DRAW) 6 !j(PASTE) • Plakken wordt alleen ondersteund wanneer de optie “Dual Screen” in het configuratiescherm is ingesteld op “Off”. • Het aantal grafieken dat u kunt tekenen door een voorschrift te plakken is in principe onbeperkt.
  • Pagina 133 u Een tabel maken door interval en toename van het argument te definiëren Voorbeeld Ken aan het argument x het interval –3 tot 3 en de toename 1 toe m TABLE 5(SET) -dwdwbw Het interval en de toename bepalen welke waarden het argument zal krijgen in de tabel.
  • Pagina 134 u Een tabel maken waarin ook de afgeleide getallen zijn opgenomen Op het configuratiescherm klikt u de rubriek “Derivative” aan en zet u deze aan (ON). In de tabellen wordt dan ook een kolom opgenomen met de afgeleide getallen. Bevindt de cursor zich op een afgeleid getal, dan wordt dit linksboven aangeduid door “...
  • Pagina 135 k Kopiëren van een kolom van een tabel naar een lijst Het is mogelijk om een kolom van een tabel te kopiëren naar een lijst. Gebruik d en e om de cursor op de kolom te zetten die u wilt kopiëren. U mag om het even welke kolom kiezen om te kopiëren.
  • Pagina 136 3 3(TYPE)1(Y=) dvx-cwvxw 4 5(SET)-dwdwbwJ 5 6(TABL) 6 5(G CON) • • Na het tekenen van een grafiek kunt u de functies Trace, Zoom of Sketch gebruiken. k Een tabel en een grafiek gelijktijdig weergeven Als u in het configuratiescherm “T+G” opgeeft voor de optie “Dual Screen”, kunt u een tabel en grafiek gelijktijdig weergeven.
  • Pagina 137 8. Dynamisch tekenen Belangrijk! • De GRAPH25+ E heeft geen DYNA modus. k Gebruik van dynamische grafieken Met dynamische grafieken kunt u een interval van waarden opgeven voor de coëfficiënten van een voorschrift, en op het scherm bekijken hoe de grafiek verandert. Zo kunt u nagaan hoe de vorm en positie van een grafiek worden beïnvloed door de coëfficiënten en termen waaruit het voorschrift is samengesteld.
  • Pagina 138 Herhaalt van 1 naar 4. → → ← ← ↓ ↑ ↓ ↑ → → ← ← k Over elkaar tekenen Kies voor “Locus” om de dynamische grafiek over elkaar op hetzelfde weergavevenster te tekenen door de coëfficiëntwaarden te veranderen. 1.
  • Pagina 139 k Grafiek berekenen met de functie DOT Switching Met deze functie kunt u alle punten op de X-as van de dynamische grafiek of elk ander punt tekenen. Deze instelling is alleen geldig voor “Dynamic Func Y= graphic”. 1. Druk op !m(SET UP) om het configuratiescherm weer te geven. 2.
  • Pagina 140 2. Geef het voorschrifttype op. 3(TYPE)1( ) ... {algemene term van de rij ) ... {Lineaire recursie tussen twee termen} ) ... {lineaire recursie tussen drie termen} 3. Voer het rijvoorschrift in. 4. Geef het interval van de tabel op. Geef een begin- en eindpunt op voor .
  • Pagina 141 Voorbeeld Maak een tabel van de lineaire recursie tussen twee termen uitgedrukt door + 1, met een beginterm van = 1, wanneer verandert van 1 naar 6. Gebruik de getalwaarden in de tabel om een lijngrafiek te tekenen. Gebruik de volgende instellingen van het weergavevenster (V-Window). Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1...
  • Pagina 142 2 !3(V-WIN) awcwbwc awewbwJ 3 3(TYPE) 2( ) a.j2( ··) 3( ) +a.b1( ) -a.cw 4 5(SET) 2( ) bwbawbwbwJ 5 6(TABL) 6 3(PHAS) • Als u drie uitdrukkingen invoert in het RECUR modus-scherm en deze allen selecteert voor het maken van een tabel, moet u specificeren welke twee van de drie uitdrukkingen u wilt gebruiken om de fase plot te tekenen.
  • Pagina 143 4(Σ ) ..Grafiek tekenen met de sommen van de getallenreeksen ) en • 5( Σ ) ..Grafiek tekenen met de som van de getallenreeksen ) en • 6( Σ ) ..Grafiek tekenen met de som van de getallenreeksen ) en •...
  • Pagina 144 • Met de functie WEB Graph kunt u een lijntype opgeven voor een grafiek y = f ( x ). De ingestelde karakteristiek geldt alleen wanneer “Connect” is geselecteerd voor “Draw Type” in het configuratiescherm. 10. Grafieken van kegelsneden tekenen Belangrijk! •...
  • Pagina 145 11. De weergave van een grafiek wijzigen k Lijnstukken bijtekenen Met de schetsfunctie kunt u punten en lijnen binnen een grafiek tekenen. U kunt binnen de schetsfunctie één van de vier verschillende lijnstijlen kiezen. 1. Selecteer in het hoofdmenu de modus GRAPH. 2.
  • Pagina 146 Voorbeeld Teken de raaklijn aan (2, 0) in de grafiek voor + 2)( – 2). 1 m GRAPH 2 !3(V-WIN)1(INIT)J 3 !m(SET UP)cccccccc*1( ccccccc * GRAPH25+ E 4 3(TYPE)1(Y=)v(v+c)(v -c)w 5 6(DRAW) 6 !4(SKTCH)2(Tang) 7 e~ew* ” te verplaatsen en te drukken op w. U kunt een raaklijn tekenen door de cursor “...
  • Pagina 147 k De afgeleide weergeven Naast het gebruik van de functie Trace om de coördinaten af te lezen, kunt u ook de afgeleide op de huidige cursorpositie weergeven. 1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH. 2. Kies in het configuratiescherm On voor de optie Derivative. 3.
  • Pagina 148 k Berekenen van nulpunten Deze functie biedt diverse methoden om grafieken te onderzoeken. 1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH . 2. Teken de grafieken. 3. Selecteer de functie voor het onderzoek van de grafiek. !5(G-SLV) 1(ROOT) ... Berekenen van nulpunten 2(MAX) ...
  • Pagina 149 Als een onderzoek meerdere waarden oplevert, drukt u op e om de volgende waarde te berekenen. Druk op d om naar de vorige waarde terug te keren. Voorbeeld Teken de grafiek met de volgende twee voorschriften en bereken het snijpunt tussen grafiek Y1 en Y2. Y1 = + 1, Y2 = •...
  • Pagina 150 k Een bepaalde integraal met gegeven grenzen berekenen Voer de volgende stappen uit om de bepaalde integraal met gegeven grenzen te berekenen. 1. Teken de grafiek. 2. Druk op !5(G-SLV) 6( g) 3( ∫ ). Als meerdere grafieken op het scherm staan, gaat de selectiecursor ( k) naar de grafiek met het kleinste nummer.
  • Pagina 151 u Bespreken van de parabool • { FOCS } / { VTX } / { LEN } / { e } ... {brandpunt}/{top}/{lengte van rectum}/{excentriciteit} • { DIR } / { SYM } ... {richtlijn}/{symmetrie-as} • { X-IN } / { Y-IN } ... {afgesneden stuk op de -as}/{afgesneden stuk op de -as} u Bespreken van de cirkel...
  • Pagina 152 • Als u tijdens de berekening van de toppen van een ellips op e drukt, wordt de volgende waarde berekend. Druk op d om de vorige waarden te doorlopen. Een ellips heeft vier toppen. u Het middelpunt berekenen [G-SLV]-[CNTR] Voorbeeld Bepaal het middelpunt van de cirkel (X + 2) + (Y + 1)
  • Pagina 153 Statistische berekeningen en Hoofdstuk 6 grafieken Belangrijk! Dit hoofdstuk bevat een aantal illustraties van grafische schermen. In elk van de illustraties zijn extra gegevens ingevoerd om de karakteristieken van de grafiek beter te doen uitkomen. Houd er dus rekening mee dat als u probeert om een gelijkaardige grafiek te tekenen, de rekenmachine gebruik zal maken van de gegevens die u hebt ingevoerd met de functie List.
  • Pagina 154 1. Andere karakteristieken van de grafiek [GRPH]-[SET] In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de algemene karakteristieken van elke grafiek (GPH1, GPH2, GPH3) vastlegt. • Grafiektype De standaard ingestelde karakteristiek voor alle grafieken is een spreidingsdiagram. U kunt een van de vele andere grafiektypes voor elke grafiek kiezen. •...
  • Pagina 155 • { X } / { Med } / { X^2 } / { X^3 } / { X^4 } ... {lineaire regressiegrafiek}/{lineaire regressiegrafiek ten opzichte van de mediaan}/{tweedegraadsregressiegrafiek}/ {derdegraadsregressiegrafiek}/{vierdegraadsregressiegrafiek} • { Log } / { Exp } / { Pwr } / { Sin } / { Lgst } ... {logaritmische regressiegrafiek}/{exponentiële regressiegrafiek}/{machtsregressiegrafiek}/{sinusvormige regressiegrafiek}/{logistieke regressiegrafiek} •...
  • Pagina 156 u Een grafiek activeren of de-activeren 1. Druk op 1(GRPH) 4(SEL) toont het Grafiek Aan/Uit scherm. • StatGraph1 staat op grafiek 1 (GPH1 in het submenu voor de grafieken), StatGraph2 op grafiek 2, en StatGraph3 op grafiek 3. 2. Gebruik de cursortoetsen om de gewenste grafiek aan te klikken en druk vervolgens op de functietoets die overeenkomt met wat u wenst.
  • Pagina 157 Druk op A, J of op !J(QUIT) om opnieuw de lijst met waarnemingsgetallen op te roepen. k Cirkelvormige grafische weergave van een geheel U kunt een cirkeldiagram tekenen op basis van gegevens in een specifieke lijst. Het maximum aantal grafiekgegevensitems (lijstregels) is 20. Het diagram krijgt het label A, B, C enzovoorts, overeenkomstig regels 1, 2, 3 enzovoorts op de lijst die voor de diagramgegevens wordt gebruikt.
  • Pagina 158 Om de waarnemingsgetallen weer te geven die sterk afwijken, kiest u eerst “MedBox” als grafiektype. Vervolgens activeert u op het scherm om de grafiek te tekenen de optie “Outliers”, en vervolgens tekent u de grafiek. • Door de “Q1Q3 Type” instelling in het configuratiescherm te veranderen, kuinnen de posities Q1 en Q3 mogelijk wijzigen, zelfs als een mediaan-verdelings-diagram is getekend met een enkele lijst als basis.
  • Pagina 159 ⇒ ⇒ w(DRAW) Het bovenstaande scherm wordt weergegeven voordat de grafiek wordt getekend. Nu kunt u de beginwaarden en de breedte wijzigen. k Weergave van kengetallen van statistische waarnemingen met één variabele Statistische waarnemingen met één variabele kunnen weergegeven door middel van een grafiek en door middel van kengetallen.
  • Pagina 160 u Std (1) Wanneer alle frequentiewaarden gehele getallen zijn Met deze berekeningsmethode hangt het verwerken er van af of het aantal elementen in de populatie een even of oneven getal is. Als het aantal elementen een even getal is: Met het middelpunt van de totale populatie als referentie, worden de elementen van de populatie in twee groepen verdeeld: een groep van de onderste helft en een groep van de bovenste helft.
  • Pagina 161 (2) Wanneer de frequentie decimale fractiewaarden bevat De Q1-, Q3- en Med-waarden voor deze berekeningsmethode worden hieronder beschreven. Q1 = {waarde van element waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 0,25 en het dichtst bij 0,25 ligt} Wanneer de cumulatieve frequentieverhouding voor een gegevenswaarde exact 0,25 is, is Q1 het gemiddelde van die gegevenswaarde en de volgende gegevenswaarde.
  • Pagina 162 Het volgende laat een voorbeeld zien van het bovenstaande. (Aantal Elementen: 10) Cumulatieve Cumulatieve Gegevenswaarde Frequentie frequentie frequentieverhouding 1/10 = 0,1 2/10 = 0,2 4/10 = 0,4 7/10 = 0,7 8/10 = 0,8 9/10 = 0,9 10/10 = 1,0 • 3 is de waarde waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan of gelijk is aan 0,25 en het dichtst bij 0,25 ligt, dus Q1 = 3.
  • Pagina 163 Voorbeeld Voer de volgende twee sets waarnemingsgetallen in. Teken hiervan vervolgens een spreidingsdiagram en verbind de punten tot een lijngrafiek. 0,5, 1,2, 2,4, 4,0, List) –2,1, 0,3, 1,5, 2,0, List) 1 m STAT 2 a.fwb.cwc.ewewf.cwe -c.bwa.dwb.fwcwc.ew 3 (spreidingsdiagram) 1(GRPH) 6(SET) c1(Scat) J1(GPH1) -lijngrafiek) 1(GRPH) 6(SET) c2( ) J1(GPH1) (Spreidingsdiagram)
  • Pagina 164 • Op een regressiegrafiek kunt u de functie Trace uitvoeren, maar niet de functie trace scroll. • Voer een positief geheel getal in voor frequentiewaarden. Als u andere getalwaarden (decimalen, etc.) invoert, verschijnt een foutmelding. k Regressie-analyse Nadat u statistische waarnemingen met twee variabelen hebt getekent, kunt u het functiemenu onderaan het scherm gebruiken om te kiezen uit een groot aantal verschillende regressietypes.
  • Pagina 165 Hier volgt de formule voor dit regressiemodel: ..... regressiecoëfficiënt (richtingscoëfficiënt) ..... regressieconstante (afgesneden stuk op de -as) ..... regressieconstante (afgesneden stuk op de -as) ..... regressiecoëfficiënt (richtingscoëfficiënt) k Lineaire regressie ten opzichte van de mediaan Dit regressiemodel levert eveneens een rechte op, maar nu wordt de invloed van extreme waarnemingen gedempt.
  • Pagina 166 Vierdegraadsregressie Formule ....regressiecoëfficiënt van de vierde graad ..regressiecoëfficiënt van de derde graad ..regressiecoëfficiënt van de tweede graad ..regressiecoëfficiënt van de eerste graad ..regressieconstante (afgesneden stuk op de -as) k Logaritmische regressie Dit regressiemodel geeft als logaritmische kromme van het voorschrift .
  • Pagina 167 1(CALC) 6( g) 4(Pwr) 6(DRAW) Hier volgt de formule voor dit regressiemodel: · ....regressiecoëfficiënt ....regressie macht k Sinusvormige regressie Dit regressiemodel is vooral interessant voor verschijnselen die periodiek zijn. Hier volgt de formule voor dit regressiemodel: ·sin( 1(CALC) 6( g) 5(Sin) 6(DRAW) Wordt de grafiek van een sinusvormige regressie getekend, dan wordt de hoekeenheid automatisch ingesteld op radialen (Rad).
  • Pagina 168 Deze afstand is positief voor de punten die boven de regressiegrafiek liggen, en negatief voor de punten die eronder liggen. Verticale afwijkingen kunnen gemaakt en opgeslagen worden voor elk type regressiegrafiek. Vergeet niet dat alle gegevens die eventueel opgeslagen waren in de aangeduide lijst voor de verticale afwijkingen worden gewist.
  • Pagina 169 3. Druk op w om de formule op te slaan en terug te keren naar het scherm met de resultaten van de regressieberekening. U kunt in de modus GRAPH de regressieformules niet veranderen. 4. Uitvoeren van statistische berekeningen Alle statistische berekeningen werden gemaakt nadat een grafiek getekend was. U kunt echter ook alleen de berekeningen maken.
  • Pagina 170 Nu kunt u de cursortoetsen f of c gebruiken om alle resultaten voor de kengetallen te overlopen. Voor verdere details in verband met de gebruikte symbolen, zie “Weergave van kengetallen van statistische waarnemingen met één variabele” (pagina 6-7). k Statistische berekeningen op waarnemingen met twee variabelen Zoals in de voorgaande voorbeelden onder “Weergave van kengetallen van statistische waarnemingen met één variabele”...
  • Pagina 171 De betekenis van de parameters die op het scherm verschijnen is dezelfde als die beschreven in “Lineaire regressie ten opzichte van het gemiddelde” tot “Logistieke regressie”. u Berekening van de bepalingscoëfficiënt (r ) en MSe In de modus STAT kunt u de bepalingscoëfficiënt (r ) berekenen voor een tweedegraads-, derdegraads- en vierdegraadsregressie.
  • Pagina 172 1. Druk na het tekenen van een regressiegrafiek op !5(G-SLV) 1(Y-CAL) om de modus voor het kiezen van de grafiek op te roepen, en druk daarna op w. Als meerdere grafieken op het scherm staan, gebruikt u f en c om de gewenste grafiek te selecteren, en drukt u vervolgens op w.
  • Pagina 173 Voorbeeld Voer een lineaire regressie uit met de gegeven waarnemingsgetallen en bepaal de geschatte waarden van wanneer = 20 en = 1000 1003 1005 1010 1011 1014 1. Kies in het hoofdmenu de modus STAT . 2. Voer de gegevens in de lijst in en teken de lineaire regressiegrafiek. 3.
  • Pagina 174 Voorbeeld Onderstaande tabel geeft het resultaat van het meten van de lengte van 20 studenten. Welk percentage studenten heeft een grootte tussen 160,5 cm en 175,5 cm, en in welk percentiel vindt u de student van 175,5 cm? Grootte Grootte Klasse Frequentie Klasse...
  • Pagina 175 k Grafische voorstelling van een normale verdeling In de modus RUN • MAT (of RUN ) kunt u een kansverdeling voor statistieken met één variabele grafisch voorstellen. 1. Kies in het hoofdmenu de modus RUN • MAT (of RUN ). 2.
  • Pagina 176 Syntax StdDev(List [,List Variance(List [,List List ..gegevens List ..Frequentiegegevens Voorbeeld Om de -waardes hieronder op te slaan in List 1, de Frequentiewaardes hieronder in List 2 en de standaard deviatie en variantie te bepalen Frequentie 1. Kies in het hoofdmenu de modus STAT . 2.
  • Pagina 177 1. Kies in het hoofdmenu de modus RUN • MAT . 2. Voer de volgende toetsbewerkingen uit. K5(STAT) 6( g) 1(TEST) 1(Z) 1(1-S) a,a,b,b,c 1(LIST) 1(List) !-(Ans) w De volgende berekeningsresultaten worden weergegeven als ListAns-elementen 1 tot 4. score -waarde 3: o •...
  • Pagina 178 Met de χ χ test , wordt een aantal onafhankelijke groepen gemaakt en wordt een hypothese getest, gerelateerd aan de waarschijnlijkheid dat steekproeven in elke groep worden meegenomen. De χ GOF test ( χ eendimensionale Test) test of het waargenomen aantal steekproefgegevens in een bepaalde verdeling pas.
  • Pagina 179 • 1(Z) ... Weergave van -score. Als u druk op 1(Z), verschijnt de -score onder op het scherm. De cursor wordt weergegeven op de overeenkomstige plaats in de grafiek (tenzij die buiten het scherm valt). Twee punten worden weergegeven voor een test met twee grenzen. Gebruik d en e om de cursor te verplaatsen •...
  • Pagina 180 Z - test op 2 steekproeven Deze test wordt gebruikt als de standaardafwijkingen van de steekproeven van twee populaties gekend zijn, om de hypothese te verifiëren volgens welke voorwaarde het gemiddelde van de twee populaties gelijk zijn. De -t est op 2 steekproeven wordt toegepast op de normale kansverdezling.
  • Pagina 181 Voorbeeld berekeningsresultaat Prop ≠ 0.5 ..tendens van de test • Met [Save Res] wordt de voorwaarde Prop in regel 2 niet opgeslagen. -test op 2 groepen Deze test wordt gebruikt om de groepen treffers van twee steekproeven te vergelijken, en verifieert de hypothese dat de omvang van de steekproef en het aantal treffers van twee steekproeven voldoen aan de aangewezen criteria.
  • Pagina 182 Twee punten worden weergegeven voor een test met twee grenzen. Gebruik d en e om de cursor te verplaatsen • 2(P) ... Weergave van -waarde. Druk op 2(P) om de -waarde weer te geven onder op het scherm zonder de cursor weer te geven.
  • Pagina 183 3(TEST) 2(t) 2(2-S) Kiest u bij Data voor “Var”, dan verdwijnen uit de bovenstaande lijst de parameters List en Freq en in de plaats komen: Voorbeeld berekeningsresultaat μ ≠ μ .... tendens van de test ....Alleen weergegeven bij Pooled: On (actief). •...
  • Pagina 184 Druk op 6(COPY) terwijl een resultaat op het scherm staat om het functievoorschrift van de regressie te kopiëren naar de lijst met functievoorschriften. Als in het configuratiescherm geen lijst is opgegeven voor [Resid List], worden de berekende verticale afwijkingen van de regressieformule automatisch opgeslagen in de opgegeven lijst. •...
  • Pagina 185 Duidt vervolgens de lijst aan die de gegevens bevat. De betekenis van de parameters op het scherm hierboven is: Observed ..naam van de lijst (1 tot 26) die de waargenomen gegevens bevat (positieve gehele getallen voor alle elementen) Expected ..naam van de lijst (1 tot 26) die de verwachte frequentie bevat CNTRB ..
  • Pagina 186 • Druk tijdens het instellen van de parameters op 2( 'MAT) om de Matrix Editor op te roepen. Hiermee kunt u de inhoud van matrices wijzigen en weergeven. • Druk terwijl het resultaat op het scherm staat op 6( 'MAT) om de Matrix Editor op te roepen.
  • Pagina 187 Druk op 2(P) om de -waarde weer te geven onder op het scherm zonder de cursor weer te geven. • Als u een analysefunctie uitvoert, worden de - en -waarden automatisch opgeslagen in de respectieve lettervariabelen en P. • Met [Save Res] wordt de voorwaarde σ in regel 2 niet opgeslagen.
  • Pagina 188 Voorbeeld van gegevens- en berekeningsresultaat One-Way ANOVA Two-Way ANOVA Gegeven List1={1,1,2,2} List1={1,1,1,1,2,2,2,2} List2={124,913,120,1001} List2={1,1,2,2,1,1,2,2} List3={113,116,139,132,133,131, 126,122} Configuratiescherm Resultaat Berekening One-Way ANOVA Line 1 (A) ..Factor A -waarde, -waarde, -waarde, -waarde, -waarde Line 2 (ERR) ..Fout -waarde, -waarde, -waarde Two-Way ANOVA Line 1 (A) ..
  • Pagina 189 Na het tekenen van een grafiek kunt u de volgende functies voor het onderzoek van de grafiek uitvoeren. • 1(Trace) of !1(TRCE) ... Functie Trace Druk op d of op e om de cursor in de grafiek in de gewenste richting te verplaatsen. Als er meerdere grafieken op het scherm staan, kunt u tussen de grafieken bewegen door te drukken op f en op c.
  • Pagina 190 • Interactie (A × B) significantieniveau P = 2,78169946e-3 Het significantieniveau ( = 2,78169946e-3) is kleiner dan het significantieniveau (0,05), zodat de hypothese wordt afgewezen. Uit de bovenstaande test blijkt dat het tijdverschil te verwaarlozen is (niet significant), dat het temperatuurverschil significant is en dat de interactie uiterst significant is.
  • Pagina 191 Als u een enquête wilt uitvoeren en vervolgens de gegevens wilt verifiëren met een -test en een -test, dan moet u ook rekening houden met de omvang van de steekproef, de breedte van het betrouwbaarheidsinterval en het betrouwbaarheidsniveau. Het betrouwbaarheidsniveau verandert naargelang van de toepassing. 1-Sample Interval berekent het betrouwbaarheidsinterval als de standaardafwijking van de steekproef gekend is.
  • Pagina 192 Kiest u bij Data voor “Var”, dan verdwijnen uit de bovenstaande lijst de parameters List en Freq en in de plaats komen: Voorbeeld berekeningsresultaat Z -interval voor 2 steekproeven -interval voor 2 steekproeven berekent het betrouwbaarheidsinterval als de standaardafwijkingen van twee steekproeven gekend zijn. Voer, vertrekkend van het scherm met de lijst met de statistische gegevens, volgende operatie uit.
  • Pagina 193 Z -interval voor 2 groepen - Interval voor 2 groepen berekent het betrouwbaarheidsinterval voor twee onbekende groepen van treffers als de aantallen gegevens gekend zijn. Voer, vertrekkend van het scherm met de lijst met de statistische gegevens, volgende operatie uit. 4(INTR) 1(Z) 4(2-P)
  • Pagina 194 7. Kansverdelingsfuncties Belangrijk! • Kansverdelingsberekeningen kunnen niet op de GRAPH25+ E worden uitgevoerd. Er bestaat een heel gamma van kansverdelingsfuncties, maar de meest gekende is de “normale kansverdeling”, die essentieel is bij statistisch rekenwerk. De normale kansverdeling is een symmetrische kansverdeling gecentreerd rond de meest voorkomende gemiddelden (de hoogste frequentie), en met een afnemende frequentie bij een grotere afstand tot het centrum.
  • Pagina 195 Na het instellen van alle parameters, gebruikt u c om “Execute” aan te klikken, en drukt u op een van de volgende functietoetsen om de berekening uit te voeren of de grafiek te tekenen. • 1(CALC) ... Voert de berekening uit. •...
  • Pagina 196 Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Teken als een -waarde is gespecificeerd • Tekenen wordt alleen ondersteund als een variabele is gespecificeerd en een enkele waarde als gegeven wordt ingevoerd. 5(DIST) 1(NORM) 2(NCd) • Normaal Cumulatieve Verdeling Normaal Cumulatieve Verdeling berekent de normaal cumulatieve kans van een normaalverdeling tussen een onderste grens en een bovenste grens.
  • Pagina 197 Geef de kans en gebruik deze formule om het integratie-interval te krijgen. • Deze rekenmachine voert de bovenstaande berekening uit met behulp van het volgende: ∞ = 1E99, – ∞ = –1E99 • Voor de Inverse Normaal Cumulatieve Verdeling zijn geen grafieken mogelijk. k Student- -kansverdeling 5(DIST) 2(t) 1(tPd)
  • Pagina 198 5(DIST) 2(t) 3(InvN) • Inverse Student- Cumulatieve Verdeling Inverse Student- Cumulatieve Verdeling berekent de onderste grenswaarde van een Student- cumulatieve verdeling voor een bepaalde (vrijheidsgraden) waarde. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Als variabele ( ) is gespecificeerd • Voor de inverse van de Student- Cumulatieve Verdeling zijn geen grafieken mogelijk.
  • Pagina 199 Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Tekenen als variabele ( ) is gespecificeerd • Tekenen wordt alleen ondersteund als een variabele is gespecificeerd en een enkele waarde als gegeven wordt ingevoerd. 5(DIST) 3(CHI) 3(InvC) • Inverse Cumulatieve Verdeling Inverse Cumulatieve Verdeling berekent de onderste grenswaarde van een cumulative kansverdeling voor een...
  • Pagina 200 5(DIST) 4(F) 2(FCd) • Cumulatieve Verdeling Cumulatieve Verdeling berekent de cumulatieve kans van een -verdeling tussen een ondergrens en een bovengrens. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Tekenen als variabele ( ) is gespecificeerd • Tekenen wordt alleen ondersteund als een variabele is gespecificeerd en een enkele waarde als gegeven wordt ingevoerd.
  • Pagina 201 Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Als variabele ( ) is gespecificeerd • Voor Binomiale Kansverdeling zijn geen grafieken mogelijk. 5(DIST) 5(BINM) 2(BCd) • Binomiale Cumulatieve Verdeling Binomiale Cumulatieve Verdeling berekent de cumulatieve in een binomiale verdeling de kans op succes op of vóór een bepaalde poging.
  • Pagina 202 Belangrijk! Als de Inverse Binomiale Cumulatieve Verdeling wordt uitgevoerd, gebruikt de rekenmachine de gespecificeerde Area (Gebied) waarde en de waarde die één lager is dan het minimum aantal significante cijfers van de ( `Area (Gebied) waarde) om het minimum aantal pogingen te berekenen.
  • Pagina 203 5(DIST) 6( ) 1(POISN) 2(PCd) • Poisson Cumulatieve Verdeling Poisson Cumulatieve Verdeling berekent de cumulatieve in een Poisson verdeling de kans op succes op of vóór een bepaalde poging. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Als variabele ( ) is gespecificeerd •...
  • Pagina 204 k Geometrische kansverdeling 5(DIST) 6( ) 2(GEO) 1(GPd) • Geometrische Kansverdeling Geometrische Kansverdeling berekent de kans bij een specifieke enkele -waarde of ieder lijstelement en het nummer van de poging waarop het eerste succes plaatsvindtr, voor de geometrische verdeling met een specifieke kans op succes.
  • Pagina 205 Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Als variabele ( ) is gespecificeerd • Voor Inverse Geometrische Cumulatieve Verdeling zijn geen grafieken mogelijk. Belangrijk! Als de Inverse Geometrische Cumulatieve Verdeling wordt uitgevoerd, gebruikt de rekenmachine de gespecificeerde Area (Gebied) waarde en de waarde die één lager is dan het minimum aantal significante cijfers van de ( `Area (Gebied) waarde) om het minimum aantal pogingen te berekenen.
  • Pagina 206 • Hypergeometrische Cumulatieve Verdeling 5(DIST) 6( ) 3(H.GEO) 2(HCd) Hypergeometrische Cumulatieve Verdeling berekent in een hypergeometrische verdeling de cumulatieve kans op succes op of vóór een bepaalde poging. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is gespecificeerd Als variabele ( ) is gespecificeerd •...
  • Pagina 207 De uitkomsten van Inverse Hypergeometrische Cumulatieve Verdeling berekeningen zijn gehele getallen. De nauwkeurigheid kan verminderd zijn, wanneer het eerste argument 10 of meer getallen achter de komma heeft. Let op, zelfs een klein verschil in nauwkeurigheid van de berekening heeft invloed op de uitkomst van de berekening. Controleer de weergegeven waarden indien een waarschuwingsboodschap verschijnt.
  • Pagina 208 ........verondersteld gemiddelde van de populatie .........standaardafwijking van de populatie ( > 0) ........standaardafwijking van de populatie van de steekproef 1 ( > 0) ........standaardafwijking van de populatie van de steekproef 2 ( > 0) List ........lijst met de gegevens (List 1 tot 26) List1 ........lijst met de gegevens die u wilt gebruiken voor steekproef 1 (List 1 tot 26) List 2 ........lijst met de gegevens die u wilt gebruiken voor steekproef 2 (List 1...
  • Pagina 209 k Uitvoertermen ......... score ......... -waarde .......... -score ........-waarde ........-waarde p ˆ ..........geschatte proportie van treffers in de steekproef p ˆ ........geschatte proportie van treffers in de steekproef voor populatie 1 p ˆ ........geschatte proportie van treffers in de steekproef voor populatie 2 .........gemiddelde van steekproef ........gemiddelde van steekproef 1 ........gemiddelde van steekproef 2...
  • Pagina 210 9. Statistische formule k Test Test μ σ – -test op 1 steekproef σ σ -test op 2 steekproeven – )/ ( ) + ( -test op 1 groep van – (1 – treffers -test op 2 groepen van p ˆ p ˆ...
  • Pagina 211 k Betrouwbaarheidsinterval Left: ondergrens van het interval (linker grens) Betrouwbaarheids- interval Right: bovengrens van het interval (rechter grens) -interval voor 1 α Left, Right σ ( /2) · steekproef -interval voor 2 α Left, Right σ σ – ( /2) steekproeven -interval voor 1 groep α...
  • Pagina 212 k Kansverdeling (Continu) Kansverdelings- Betrouwbaarheiddichtheid Cumulatieve Verdeling functies (x – μ) μ Normale – σ p(x) = σ ( > 0) πσ verdelingskromme – df + 1 Γ Student- × p(x) = π kansverdeling × df Γ ∫ Upper χ –1 –...
  • Pagina 213 k Verdeling (Afzonderlijk) Kansverdelings- Kansdichtheid functies Binomiale n – x p(x) = (1–p) (x = 0, 1, ·······, n) : aantal pogingen kansverdeling μ μ μ : gemiddeld aantal × – p(x) = (x = 0, 1, 2, ···) Poisson-kansverdeling successen ( μ...
  • Pagina 214 Financiële berekeningen (TVM) Hoofdstuk 7 Belangrijk! • De GRAPH25+ E heeft geen TVM modus. 1. Voor u met financiële berekeningen begint Kies in het hoofdmenu de modus TVM . Er wordt dan een scherm Financial geopend. Scherm Financial 1 Scherm Financial 2 •...
  • Pagina 215 • Als er een grafische voorstelling (van een financiële berekening) op het scherm is weergegeven, dan kunt u door te drukken op !1(TRCE) andere financiële waarden aflezen (Trace functie). Bijvoorbeeld, in het geval van enkelvoudige interest krijgt u door te drukken op e achtereenvolgens de waarden , en .
  • Pagina 216 Gebruik na het instellen van de parameters een van de volgende functietoetsmenu’s om de overeenkomstige berekening uit te voeren. • { SI } … {enkelvoudige interest} • { SFV } … {gekapitaliseerde waarde} • Wanneer de parameters niet juist zijn ingesteld, verschijnt een foutmelding (Ma ERROR). Gebruik de volgende functietoetsmenu’s om heen en weer te gaan tussen de resultaatschermen.
  • Pagina 217 u I % (reële rentevoet) (reële rentevoet) wordt berekend met de methode van Newthon. + α × × % van (reële rentevoet) i × 100 ......... (P/Y = C/Y = 1) i × 100 ......... (P/Y = C/Y = 1) I% = I% = ×...
  • Pagina 218 Nauwkeurigheid Dit toestel gebruikt de methode van Newton om de berekeningen van de samengestelde interest uit te voeren. Het werkt dus met benaderende waarden, zodat u dus voor de eindresultaten hiermee rekening moet houden. Eventueel moet u die eindresultaten nauwkeurig controleren. Gebruik na het instellen van de parameters een van de volgende functietoetsmenu’s om de overeenkomstige berekening uit te voeren.
  • Pagina 219 De grafische voorstelling van de volgende cash flow maakt het mogelijk de beweging van de fondsen te volgen. In dit diagram wordt het startbedrag van de investering voorgesteld door . De cash flow één jaar later wordt voorgesteld door , twee jaar later worden dan , etc.
  • Pagina 220 Druk als het scherm Financial 1 opgeroepen is op 3(CASH) om het scherm voor de berekening van de cash flow te openen. 3(CASH) % ..jaarlijkse rentevoet Csh ..lijst voor de cash flow Als u nog geen gegevens in een lijst hebt ingevoerd, druk dan op 5( 'LIST) om gegevens in een lijst in te voeren.
  • Pagina 221 u Formule 1 afbetaling 1 afbetaling .................. Laatste Laatste Aantal afbetalingen Aantal afbetalingen : interestdeel van een afbetaling PM1 ( : kapitaaldeel van een afbetaling PM1 ( : kapitaalsaldo na de afbetaling PM2 ( 1 afbetaling 1 afbetaling .....
  • Pagina 222 u Omzetten van de nominale rentevoet naar de reële rentevoet De nominale rentevoet (de door de gebruiker ingevoerde waarde %) wordt voor die leningen waarvoor het aantal afbetalingen per jaar niet gelijk is aan het aantal kapitalisatiemomenten, % ' ). omgezet in een reële rentevoet ( [C/Y ] [C/Y ]...
  • Pagina 223 • Wanneer de parameters niet juist zijn ingesteld, verschijnt een foutmelding (Ma ERROR). Gebruik de volgende functietoetsmenu’s om heen en weer te gaan tussen de resultaatschermen. • { REPT } … {invoerscherm van parameters} • { CMPD } … {scherm met de samengestelde interest} •...
  • Pagina 224 • Wanneer de parameters niet juist zijn ingesteld, verschijnt een foutmelding (Ma ERROR). Gebruik de volgende functietoetsmenu’s om heen en weer te gaan tussen de resultaatschermen. • { REPT } … {invoerscherm van parameters} 7. Berekening van kosten, verkoopprijs en winstmarge De kosten, de verkoopprijs of de winstmarge kunnen berekend worden als de twee andere waarden gekend zijn.
  • Pagina 225 8. Dag- en datumberekeningen U kunt het aantal dagen berekenen tussen twee gegevens datums, of bepalen wat de datum zal zijn als u bij een bepaalde datum een aantal dagen optelt of aftrekt. Druk als het scherm Financial 2 opgeroepen is op 2(DAYS) om het scherm op te roepen dat dient voor de dag-/ datumberekening.
  • Pagina 226 9. Devaluatie Met Devaluatie kunt u het bedrag berekenen waarmee bedrijfskosten kunnen worden verrekend met de inkomsten (gedevalueerd) in een bepaald jaar. • Deze rekenmachine ondersteunt de volgende vier types devaluatieberekeningen. erchte lijn ( ), vast percentage ( ), som van jaareenheden’-cijfers ( ), of degressieve afschrijving ( •...
  • Pagina 227 u Degressieve afschrijving methode (DB) : devaluatie-aanslag voor het e jaar Y–1 Y–1 = PV × = PV × × × : resterend bedrag voor devaluatie 100n 100n aan het einde van het e jaar = PV – FV – DB = PV –...
  • Pagina 228 Wanneer de parameters niet juist zijn ingesteld, verschijnt een foutmelding (Ma ERROR). Gebruik de volgende functietoetsmenu’s om heen en weer te gaan tussen de resultaatschermen. • { REPT } … {invoerscherm van parameters} • { TABL } … {geeft tabel weer} •...
  • Pagina 229 • Voor meer dan één rentetermijnen tot de tergubetaling Σ Σ × × PRC = – PRC = – – – YLD/100 YLD/100 YLD/100 YLD/100 (N–1+B/D ) (N–1+B/D ) (k–1+B/D ) (k–1+B/D ) × × INT = – INT = – CST = PRC + INT CST = PRC + INT u Jaarlijkse opbrengst (YLD)
  • Pagina 230 MEMO Schern • Hieronder wordt de betekenis van de weergave-items van het MEMO-scherm weergegeven..aantal dagen van d1 tot d2 ..aantal rente-uitbetalingen tussen ingangsdatum en afloopdatum ..aangegroeide periode ..aantal dagen vanaf de ingangsdatum tot de datum van volgende rente-uitbetaling (D−A) ..
  • Pagina 231 Programmeren Hoofdstuk 8 Belangrijk! Invoer in de modus PRGM wordt altijd gedaan met de Lineaire invoer/uitvoer-modus. 1. Basishandelingen voor het programmeren De commando’s en berekeningen worden uitgevoerd in de volgorde die wordt gebruikt bij manueel ingevoerde meervoudige instructies. 1. Kies in het hoofdmenu de modus PRGM . Een lijst met programma’s verschijnt dan op het scherm.
  • Pagina 232 S wanneer A = 10 V wanneer A = 10 S wanneer A = 15 V wanneer A = 15 Door op w te drukken als het laatste resultaat in de display staat, wordt het programma verlaten. • U kunt ook een programma starten als u in de RUN • MAT (of RUN ) modus bent, door het volgende in te voeren: Prog "<bestandsnaam>"...
  • Pagina 233 • { ? } / { ^} ... {invoercommando}/{uitvoercommando} • { CLR } / { DISP } ... menu met commando’s {wissen}/{weergeven} • { REL } ... {menu met de relationele operatoren bij voorwaardelijke sprongen} • { I/O } ... {menu met de invoer-/uitvoer-/transfercommando’s} •...
  • Pagina 234 3. De programma-inhoud wijzigen k Debuggen van een programma Een fout in een programma waardoor het niet normaal loopt, wordt een “bug” genoemd, en het verwijderen van deze fout wordt “debuggen” (foutopsporing) genoemd. Er zit een bug in uw programma als: •...
  • Pagina 235 3. Druk op w om het zoeken te starten. De cursor zoekt de programmatekst af en stopt als hij het gezochte de eerste keer tegenkomt.* 4. Bij elke druk op w of 1(SRC) verplaatst de celcursor om naar de volgende plaats van het gezochte te gaan.* Als het gezochte niet in het programma worden gevonden, verschijnt de melding “Not Found”.
  • Pagina 236 2. Breng de gewenste veranderingen aan. 3. Druk op w om de nieuwe naam te registreren en terug te keren naar de lijst met programma’s. De programma’s in de lijst worden opnieuw gesorteerd rekening houdend met de gewijzigde bestandsnaam. • Wanneer de nieuwe naam al als programmanaam geregistreerd is, dan verschijnt de melding “Already Exists”.
  • Pagina 237 k Een met een wachtwoord beveiligd programma oproepen 1. Wanneer de lijst met bestandsnamen op het scherm staat, doorloopt u deze met f en c, en klikt u het bestand aan dat u wilt oproepen. 2. Druk op 2(EDIT). 3. Voer het wachtwoord in en druk op w om het programmabestand op te roepen. •...
  • Pagina 238 In deze paragraaf worden bij de beschrijving van de commando’s de volgende afspraken gebruikt. Tekst in vette karakters ..De commando’s en andere parameters die altijd moeten worden ingevoerd, zijn vet afgedrukt. {Accolades} ......Accolades worden gebruikt om een aantal parameters aan te duiden waarvan er één moet genomen worden als commando.
  • Pagina 239 • Dit commando wordt niet alleen gebruikt om twee berekeningsinstructies, maar ook om twee commando’s na elkaar uit te voeren. • Er kan ook een nieuwe regel-commando _ in plaats van een meervoudige instructie- commando gebruikt worden. _ ( Nieuwe regel-commando) Functie: Koppelt twee instructies aan elkaar opdat ze in volgorde en zonder onderbreking na elkaar zouden worden uitgevoerd.
  • Pagina 240 For~To~(Step~)Next Functie: Dit commando herhaalt een aantal keer alle instructies die zich tussen For en Next bevinden. Als de herhaling begint, heeft de referentievariabele een startwaarde. Bij iedere herhalingsbeurt stijgt de waarde van deze variabele met één. De herhaling stopt als de referentievariabele de eindwaarde bereikt.
  • Pagina 241 Beschrijving: • Dit commando herhaalt alle instructies ingesloten in de lus, zolang de voorwaarde waar is. Als de voorwaarde vals wordt (0), dan gaat het programma verder vanaf de instructie na WhileEnd. • De voorwaarde staat hier achter de While-instructie. Dit betekent dat ze getest wordt vóór elke herhalingscyclus.
  • Pagina 242 • In de modus RUN • MAT (of RUN ) zal de invoer van het commando Prog, gevolgd door het drukken op w ervoor zorgen dat het genoemde programma start. Return Functie: Dit commando veroorzaakt de terugkeer van een subprogramma naar het hoofdprogramma.
  • Pagina 243 Beschrijving: • Dit commando bestaat uit twee delen: Goto is een getal of variabele, zoals hierboven beschreven) en Lbl is de waarde gedefinieerd door Goto ). Dit commando doet de uitvoering van het programma springen naar de Lbl-instructie waarvan de waarde overeenstemt met die welke in de Goto-instructie wordt aangegeven.
  • Pagina 244 • Is het resultaat van de vergelijking waar, dan wordt het programma voortgezet met de instructie die volgt op het commando ⇒ . Is het resultaat van de vergelijking vals, dan wordt over deze instructie gesprongen naar de instructie die volgt na het eerstvolgende commando voor meervoudige instructies (:), pauzecommando ( ^), of nieuwe regel-commando ( _).
  • Pagina 245 Beschrijving: Dit commando wist de inhoud van de matrix die is opgegeven door “naam matrix”. Als niets is opgegeven voor “naam matrix”, worden alle gegevens gewist. ClrText Functie: Dit commando wist tekst van het scherm. Syntax: ClrText _ Beschrijving: Dit commando wist de tekst van het scherm tijdens de uitvoering van het programma.
  • Pagina 246 DrawR-Con, DrawR-Plt (Niet inbegrepen op de GRAPH25+ E) Geen parameters Functie: Deze commando’s tekenen een grafiek van een rij met ) als verticale as en als horizontale as. Beschrijving: • Deze commando’s tekenen een grafiek van een rij met ) als verticale as en horizontale as volgens de voorwaarden die in het programma gedefinieerd zijn.
  • Pagina 247 • Als u een naam van een numerieke reeks geeft die geen waarden in de recursietabel heeft opgeslagen, zal het geheugen een foutmelding weergeven. Voorbeeld: PlotPhase Σ , Σ Tekent een fase plot met gebruik van Σ -as en Σ voor de voor de -as.
  • Pagina 248 ← (21, 7) Voorbeeld: Cls _ Locate 7, 1, "CASIO FX" Dit programma schrijft “CASIO FX” in het midden van het scherm. • In sommige gevallen zal eerst het commando ClrText nodig zijn voordat u het bovenstaande programma laat lopen.
  • Pagina 249 Beschrijving: • Het commando OpenComport38k moet vóór dit commando worden uitgevoerd. • Het commando CloseComport38k moet na dit commando worden uitgevoerd. • Als dit commando wordt uitgevoerd wanneer de verbindingskabel niet is aangesloten, wordt het programma voortgezet zonder foutmelding. k Relationele operatoren met een voorwaardelijke instructie (REL) =, ≠...
  • Pagina 250 Exp ' ' Str( Functie: Converteert een graph-uitdrukking naar een string en wijst het toe aan de gespecificeerde variabele. Syntax: Exp 'Str(<formule>, <naam van string variabele>[)] Beschrijving: Een grafische uitdrukking (Y , r, X , X), recursieformule ( ), of functiegeheugen (f ) kan worden gebruikt als het eerste argument (<formule>).
  • Pagina 251 StrRight( Functie: Kopieert een string tot aan het -e karakter vanaf de rechterkant. (0 < < 9999, Syntax: StrRight("<string>", is een natuurlijk getal) StrRotate( Functie: Draait het linker deel en het rechter deel van een string om, bij het -e karakter. (–9999 <...
  • Pagina 252 De tekst zal dan letterlijk weergegeven worden tijdens de uitvoering van het programma. Op die manier kunt u bij de invoer van gegevens of uitvoer van resultaten mededelingen op het scherm laten verschijnen. Programma Weergave "CASIO" CASIO ? → X "X =" ? → X X = ? •...
  • Pagina 253 u Een rij met een getal te vermenigvuldigen ( `Row) Voorbeeld 2 Vermenigvuldig in de matrix uit voorbeeld 1 rij 2 met het getal 4 De syntax die u moet gebruiken is de volgende: `Row 4 , A , 2 _ Naam van de matrix Getal waarmee vermenigvuldigd wordt Mat A...
  • Pagina 254 u Syntax van andere voorschriften van grafieken • V-Window View Window <Xmin>, <Xmax>, <Xscale>, <Ymin>, <Ymax>, <Yscale>, <T θ min>, <T θ max>, <T θ pitch> StoV-Win <gebied van V-Win> ... gebied: 1 tot 6 RclV-Win <gebied van V-Win> .... gebied: 1 tot 6 •...
  • Pagina 255 k Tabellen afgeleid van een voorschrift in een programma Tabellen afgeleid van een voorschrift kunt u in een programma verwerken. Van zo’n tabel kunt u dan de grafiek tekenen. De syntaxen die u moet gebruiken zijn de volgende: • Definitie van het interval van de tabel •...
  • Pagina 256 k Statistische berekeningenen grafieken in een programma Het inlassen van statistische berekeningen en hun grafieken in een programma maakt het mogelijk om met statistische gegevens te rekenen en de resultaten grafisch weer te geven. u De voorwaarden en het tekenen van een statistische grafiek definiëren Volgend op een StatGraph commando (“S-Gph1”, “S-Gph2”, of “S-Gph3”), moet u de volgende diagramcondities opgeven: •...
  • Pagina 257 De karakteristiek voor de hieronder volgende regressiegrafieken legt u op dezelfde manier vast, maar u moet “Linear” vervangen door het gewenste grafiektype. Lineaire regressie ....Linear Logaritmische regressie ..Log Ten opzichte van de mediaan... Med-Med Exponentiële regressie ..ExpReg(a·eˆb Tweedemachts regressie ..
  • Pagina 258 • Door DrawDistNorm uit te voeren wordt de bovenstaande berekening uitgevoerdovereenkomstig de gespecificeerde conditites, en tekent de grafiek. Op dat moment wordt het ZLow < < ZUp gebeid op de grafiek ingevuld. • Tegelijkertijd worden de , ZLow, en ZUp berekenignsresultaten toegewezen aan de respectieve variabelen , ZLow, en ZUp, en worden toegewezen aan Ans.
  • Pagina 259 4154 ndf + ddf ndf + ddf Γ Γ ndf + ddf ndf + ddf ∫ ∫ Upper Upper – – ndf × x ndf × x – 1 – 1 × × × × × × × × Γ Γ...
  • Pagina 260 • Sinusoïdale regressieberekening SinReg List 1 , List 2 -waarden (YList) -waarden (XList) • Logistieke regressieberekening LogisticReg List 1 , List 2 -waarden (YList) -waarden (XList) k Uitvoeren van Kansverdelingsberekeningen in een programma (Niet beschikbaar op de GRAPH25+ E ) •...
  • Pagina 261 • Student- kansverdeling tPD(: Geeft als resultaat de Student- kansdichtheid ( waarde) voor de gespecificeerde gegevens. Syntax: tPD( • Voor kan een enkele waarde of lijst worden gespecificeerd. Het berekeningsresultaat wordt toegewezen aan de variabelen en Ans (ListAns als een lijst is). tCD(: Geeft als resultaat de Student- cumulative verdeling ( waarde) voor de gespecificeerde...
  • Pagina 262 FCD(: Geeft als resultaat de cumulatieve verdeling ( waarde) voor de gespecificeerde gegevens. Syntax: FCD(Lower,Upper, • Voor Lower en Upper kunnen enkele waarden of lijsten worden gespecificeerd. Het berekeningsresultaat wordt toegewezen aan de variabelen en Ans (ListAns als Lower en Upper lijsten zijn).
  • Pagina 263 InvPoissonCD(: Geeft als resultaat de inverse Poisson cumulatieve verdeling voor de gespecificeerde gegevens. — Syntax: InvPoissonCD( • Voor kan een enkele waarde of lijst worden gespecificeerd. De berekende waarde voor X wordt toegewezen aan de Inv en Ans variabelen (ListAns als een lijst is).
  • Pagina 264 k TEST-commando gebruiken om een commando in een programma uit te voeren (Niet beschikbaar op de GRAPH25+ E ) • Hieronder staan de specificatiebereiken voor de “ conditie” argumenten van het commando. “<” of –1 als < “ ≠ ” of 0 als ≠...
  • Pagina 265 TwoSampleTTest: Voert 2-sample -test berekening uit. conditie", o Syntax: TwoSampleTTest " [,Pooled conditie] TwoSampleTTest " conditie", List1, List2, [, Freq1[, Freq2[, Pooled conditie ]]] Uitvoerwaarden: Als Pooled conditie = 0, worden toegekend aan de respectieve variabelen met dezelfde namen en aan ListAns elementen 1 t/m 9.
  • Pagina 266 • ANOVA OneWayANOVA: Voert een eendimensionale ANOVA variantieanalyse uit. Syntax: OneWayANOVA List1, List2 (List1 is Factorlijst (A) en List2 is de Afhankelijk lijst.) Uitvoerwaarden: Adf, Ass, Ams, AF, Ap, ERRdf, ERRss, ERRms worden toegekend aan de respectieve variabelen Adf, SSa, MSa, Fa, pa, Edf, SSe, MSe. Tevens worden uitvoerwaarden toegewezen aan MatAns, zoals hieronder weeergegeven.
  • Pagina 267 • Commando’s voor financiële berekeningen Zie “Hoofdstuk 7 Financiële berekeningen (TVM)” voor de betekenis van elk argument. • Een enkelvoudige interest berekenen Smpl_SI: Geeft de interest gebaseerd op enkelvoudige interestberekeningen. Syntax: Smpl_SI( %, PV) Smpl_SFV: Geeft het totaal aan kapitaal en interest gebaseerd op enkelvoudige interestberekeningen.
  • Pagina 268 • Afschrijving van een lening Amt_BAL: Geeft de huidige kapitaalbalans na betaling PM2. Syntax: Amt_BAL(PM1, PM2, %, PV, PMT, P/Y, C/Y) Amt_INT: Geeft de betaalde interest voor betaling PM1. Syntax: Amt_INT(PM1, PM2, %, PV, PMT, P/Y, C/Y) Amt_PRN: Geeft het kapitaal en de betaalde interest voor betaling PM1. Syntax: Amt_PRN(PM1, PM2, %, PV, PMT, P/Y, C/Y)
  • Pagina 269 7. Lijst met commando’s in de modus PRGM Niet alle commando's die hieronder zijn opgenoemd zijn op alle modellen beschikbaar die in deze handleiding worden behandeld. Programma RUN Σ b Σ Σ b ParamType Parm 4 (MENU)-toets Σ b Σ Σ b X=Type Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Commando...
  • Pagina 270 ∫ dx ∫ ∫ ( sinh sinh_ SolveN SolveN( [min] cosh cosh_ FMin( tanh_ FMin tanh –1 –1 FMax FMax( [day] sinh sinh Σ ( Σ ( –1 –1 week [week] cosh cosh –1 –1 [yr] tanh tanh Int÷ Int÷ s-yr [s-yr] PROB...
  • Pagina 271 CASH Cash_NPV( GRPH Cash_IRR( Cash_PBP( Start Cash_NFV( Start Amt_BAL( Start Amt_INT( R_Result Reslt Amt_PRN( EQUA S-Rlt Sim_Result Σ INT Amt_ Σ INT( S-Cof Sim_Coef Σ PRN Amt_ Σ PRN( Ply_Result P-Rlt CNVT Cnvt_EFF( P-Cof Ply_Coef Cnvt_APR( COST Cost Cost( Sell( H_Start Sell Strt...
  • Pagina 272 DrawWeb_ DRAW Con G-Connect Y< Graph_Y< Graph_Y t t an-Cn DrawR-Con Plot G-Plot Σ a-Cn DrawR Σ -Con Graph_Y s DerivOn DERV an-Pl DrawR-Plt DerivOff X> Graph_X> Σ a-Pl DrawR Σ -Plt BACK None BG-None X< Graph_X< Graph_X t BG-Pict_ Pict ≠...
  • Pagina 273 TwoPropZTest_ ≠ ≠ ≠ OneSampleTTest_ > TwoSampleTTest_ > < < LinRegTTest_ ChiGOFTest_ 2-WAY ChiTest_ TwoSampleFTest_ ANOV OneWayANOVA_ TwoWayANOVA_ TEST !m (SET UP)-toets Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Commando p ˆ p ˆ p ˆ p ˆ p ˆ p ˆ Niveau 3 Niveau 4 Commando Exp(ae^bx)
  • Pagina 274 8. Programmablad • Controleer of het aantal vrije geheugenbytes voldoende is voor het programma. Programmanaam Ontbinden in factoren Beschrijving Dit programma deelt een natuurlijk getal in factoren totdat alle priemfactoren zijn bepaald. Doel Dit programma accepteert als invoer het natuurlijk getal A, deelt dit door B (2, 3, 5, 7, ...) om de priemfactoren van A te vinden.
  • Pagina 275 Programmanaam Ellips Beschrijving Dit programma toont een getallentabel met de volgende waarden op basis van de invoer van de brandpunten van een ellips, de som van de afstand tussen de meetkundige plaatsen en brandpunten, en de afstand (stapgrootte) van X. Y1: Coördinaten van de bovenhelft van de ellips Y2: Coördinaten van de onderhelft van de ellips Y3: Afstanden tussen rechtse brandpunt en meetkundige plaatsen...
  • Pagina 276 Spreadsheet Hoofdstuk 9 De spreadsheet applicatie biedt u krachtige, mobiele spreadsheetfuncties. Alle handelingen in dit hoofdstuk gebeuren in de modus S SHT . • Belangrijk! • De GRAPH35+ E en GRAPH25+ E hebben geen S SHT modus. • 1. Spreadsheet basisfuncties en functiemenu Selecteer S SHT in het hoofdmenu om een spreadsheetscherm te laten verschijnen.
  • Pagina 277 • { DEL } ... Toont het volgende DEL (wissen) submenu. • { ROW } / { COL } / { ALL } • { INS } ... Toont het volgende INS (invoegen) submenu. • { ROW } / { COL } •...
  • Pagina 278 u Een bestand openen 1. Druk op 1(FILE) 2(OPEN). 2. Maak op de bestandslijst die verschijnt gebruik van f en c om het gewenste bestand te selecteren en druk vervolgens op w. u Auto Save In de modus S SHT slaat Auto Save het geopende bestand automatisch op wanneer het •...
  • Pagina 279 k Gebruik van de celcursor De celcursor geeft aan welke cel op een spreadsheet is geselecteerd. De cel die is geselecteerd met de celcursor licht op. Celcursor Invoervak Wanneer één cel wordt geselecteerd met de celcursor, verschijnt de inhoud van die cel in het invoervak.
  • Pagina 280 u De celcursor verplaatsen met het commando JUMP Om de celcursor te verplaatsen naar: Doet u dit: 1. Druk op 2(EDIT) 4(JUMP) 1(GO). Een bepaalde cel 2. Voer in het dialoogvenster dat verschijnt de naam van de cel (A1 tot Z999) in waarnaar u wilt “springen”.
  • Pagina 281 u Celgegevens wijzigen 1. Verplaats de celcursor naar de cel waarvan u de inhoud wilt wijzigen. 2. Druk op 2(EDIT) 3(CELL). • Celinhoud in het invoervak verandert van links uitgelijnd in rechts uitgelijnd. A tekstcursor verschijnt in het invoervak zodat u de inhoud ervan kunt wijzigen. 3.
  • Pagina 282 Item Beschrijving Expr Voer de functieuitdrukking ) in voor het genereren van de reeks getallen. Voorbeeld: a+(X) x+bw + 1) Voer de naam van de variabele in die is gebruikt voor de invoer van de functieuitdrukking voor Expr. Voorbeeld: a+(X) w Start Voer de startwaarde (X ) in van de waarde die moet worden vervangen, voor...
  • Pagina 283 k Een formule invoeren in een cel Laten we als voorbeeld proberen een tabel te maken die gegevens bevat op basis van de formule <PRICE> × <QUANTITY> = <TOTAL>. Hiervoor zetten we de waarden voor <PRICE> in kolom A, de waarden voor <QUANITY> in kolom B en de rekenformules (zoals = A1 × B1, = A2 ×...
  • Pagina 284 u Een celverwijzingsnaam direct invoeren Verplaats de celcursor naar cel B1 en voer vervolgens de volgende bewerking uit. !.(=) av(A) b+fw u Een celverwijzingsnaam invoeren met het commando GRAB Verplaats de celcursor naar cel B1 en voer vervolgens de volgende bewerking uit. !.(=) 1(GRAB) d1(SET) +fw •...
  • Pagina 285 u Spreadsheetgegevens kopiëren en plakken 1. Selecteer de cel(len) die u wilt kopiëren. • Zie “Cellen selecteren” (pagina 9-4) voor meer informatie. 2 Druk op 2(EDIT) 2(COPY). • Zo wordt standby voor het plakken van de geselecteerde gegevens ingeschakeld, wat wordt aangeduid doordat het menu-item 1 verandert in (PASTE).
  • Pagina 286 u Spreadsheetgegevens knippen en plakken 1. Selecteer de cel(len) die u wilt knippen. • Zie “Cellen selecteren” (pagina 9-4) voor meer informatie. 2 Druk op 2(EDIT) 1(CUT). • Zo wordt standby voor het plakken van de geselecteerde gegevens ingeschakeld, wat wordt aangeduid doordat het menu-item 1 verandert in (PASTE).
  • Pagina 287 u Eenzelfde formule invoeren in een aantal cellen 1. Selecteer de cellen waar u dezelfde formule wilt invoeren. • In dit voorbeeld is B1:B3 geselecteerd. Zie “Een aantal cellen selecteren” (pagina 9-5). 2 Druk op 2(EDIT) 6( g) 1(FILL). 3. Voer de gewenste formule in op het Fill scherm dat verschijnt. U kunt gegevens invoeren voor het item dat oplicht op het scherm.
  • Pagina 288 2. Druk op 3(DEL). • Het systeem is nu klaar om te wissen. Druk op J om de wisbewerking nu te annuleren. 3. Druk op 1(ROW) om de rij(en) te wissen met de cellen die u in stap 1 hebt geselecteerd. Druk op 2(COL) om de hele kolom te wissen.
  • Pagina 289 Commando Beschrijving CellIf( Retourneert uitdrukking 1 wanneer de gelijkheid of ongelijkheid als takconditie waar is, en uitdrukking 2 als deze onwaar is. (Takconditie) Invoertoetsbewerking: 4(If) Syntax: CellIf(gelijkheid, uitdrukking 1, uitdrukking 2[)] of CellIf(ongelijkheid, uitdrukking 1, uitdrukking 2[)] Voorbeeld: =CellIf(A1>B1, A1, B1) Retourneert de waarde van A1 wanneer {waarde cel A1} >...
  • Pagina 290 k Voorbeeld van S SHT modus commando • Bij dit voorbeeld wordt de speciale modus S SHT formule CellSum( ingevoerd in cel C1 om de • som van alle gegevens in celbereik A1:B5 te berekenen. We gaan ervan uit dat het celbereik A1:B5 al gegevens bevat.
  • Pagina 291 u Gegevens invoeren en een statistische grafiek (spreidingsdiagram) tekenen 1. Voer de statistische berekeningsgegevens in een spreadsheet in. • Hier voeren we de -asgegevens in in kolom A en de -asgegevens in kolom B. 2. Selecteer het celbereik voor de grafiek (A1:B5). 3.
  • Pagina 292 Indien u dit aantal Deze informatie wordt automatisch ingevoerd: kolommen selecteert: XCellRange XCellRange, YCellRange XCellRange, YCellRange, Frequency • Hieronder staan alle instelitems op dit scherm beschreven. Item Beschrijving StatGraph1 Selecteer de naam van de gewenste instelling. U kunt tot drie verschillende instellingen registreren: StatGraph 1, 2 of 3.
  • Pagina 293 2. Druk op 6( g) 2(CALC) om het CALC menu weer te geven en druk vervolgens op 2(2VAR). • Er verschijnt nu een scherm met berekeningsresultaten voor twee variabelen op basis van de gegevens die in stap 1 werden geselecteerd. Gebruik e en d om het resultaatscherm te laten rollen.
  • Pagina 294 3. Om het celbereik te wijzigen, gebruikt u f en c om het item te laten oplichten dat u wilt wijzigen en voert u het nieuwe celbereik in. • Druk op 1(:) om een dubbele punt (:) in te voeren. •...
  • Pagina 295 Geheugentype Opslagbewerking Variabelen U kunt de inhoud van een cel toekennen aan een variabele. , θ ) Selecteer een cel, druk op 6( g) 3(STO) 1(VAR) en geef de (A ~ Z, naam van de variabele in op het scherm dat verschijnt. Lijstgeheugen U kunt gegevens in een celbereik in een rij of kolom opslaan in het lijstgeheugen.
  • Pagina 296 • Bij de volgende stap worden gegevens die momenteel zijn opgeslagen onder het lijstgeheugennummer dat u hier hebt opgegeven overschreven met de gegevens in het celbereik opgegeven in “CellRange”. 5. Druk op 6(EXE) of w om de gegevens op te slaan. k Gegevens uit het geheugen oproepen in een spreadsheet De volgende tabel geeft een overzicht van de oproepbewerkingen voor elk geheugentype.
  • Pagina 297 eActivity Hoofdstuk 10 U kunt de modus e ACT gebruiken om gegevens in een eActivity-bestand te plaatsen. U kunt • tekst en numerieke uitdrukkingen invoeren, en gegevens plakken (zoals grafieken, tabellen, enz.) vanuit de ingebouwde applicaties van de rekenmachine, zoals “strips”. De eActivity-bestanden kunnen bijvoorbeeld door een leraar worden gebruikt om wiskundige problemen of oefeningen te maken die tips over oplossingen geven, voor distributie naar studenten.
  • Pagina 298 Hieronder wordt uitgelegd welke soorten gegevens u in een eActivity-bestand kunt invoeren en bewerken. Tekstregel ....In een tekstregel kunt u karakters, getallen en uitdrukkingen als niet- uitvoerbare tekst invoeren. Wiskundige regel ... Gebruik de wiskundige regel om een uitvoerbare rekenformule in te voeren.
  • Pagina 299 • { STRP } ... Voegt een strip in. • { JUMP }... Geeft het volgende submenu weer voor de besturing van de cursor. • { TOP } / { BTM } / { PgUp } / { PgDn } ... Zie pagina 10-5. •...
  • Pagina 300 2. Voer maximum 8 tekens in voor de bestandsnaam en druk vervolgens op w. • Er wordt een scherm met een lege werkruimte geopend. Cursor • De volgende karakters zijn toegestaan in de bestandsnaam. A tot Z, {, }, ’, ˜, 0 tot 9 u Een bestand openen Gebruik f en c om het bestand te markeren dat u wilt openen, en druk vervolgens op 1(OPEN) of w*.
  • Pagina 301 k Verplaatsen van de cursor en verplaatsbewerkingen Als u dit wilt doen: Gebruik deze toetsbewerking: Beweeg de cursor voorwaarts en achterwaarts f of c !f of Blader een scherm voorwaarts 6( g) 1(JUMP) 3(PgUp) !c of Blader een scherm achterwaarts 6( g) 1(JUMP) 4(PgDn) 6( g) 1(JUMP) 1(TOP) Plaats de cursor aan het begin van het werkruimtescherm...
  • Pagina 302 • De functietoets 5(A ↔ a) schakelt tussen hoofdletters en kleine letters. Deze functie is alleen beschikbaar zolang de invoer van alfatekst is ingeschakeld. Zie pagina 2-7 voor details. De tekstregelcursor is zolang de invoer van hoofdletters is geselecteerd, en tijdens de invoer van kleine letters.
  • Pagina 303 2. Voer een wiskundige uitdrukking in (bijvoorbeeld: s'!5( π ) cg). • De invoer van de wiskundige regel en de bediening van de bewerkingen zijn hetzelfde als in de modus MAT voor natuurlijke schrijfwijze. • 3. Om het resultaat van de berekening te krijgen, druk op w. u Matrixberekeningen met behulp van de Matrix Editor Door het selecteren van { 'MAT} in het functiemenu wordt de Matrix Editor weergegeven.
  • Pagina 304 • Om terug te keren naar het scherm met de werkruimte vanuit de List Editor in de e ACT- • modus, druk op J. • In e ACT-modus worden waarden voor lijstvariabelen voor elk bestand afzonderlijk • opgeslagen. De variabele waarden in een lijst verschillen van die waarden die geproduceerd worden wanneer ze aangeroepen worden vanuit een niet-e ACT-modus.
  • Pagina 305 EQUA modus simultaan vergelijkingsschermdata Simul Equation EQUA modus hogere-orde vergelijkingsschermdata Poly Equation DYNA modus grafiekschermdata Dynamic Graph TVM modus berekeningsschermdata Financial SHT modus spreadsheetschermdata Spreadsheet • Data instelwizard E-CON3 of E-CON2 modus Econ SetupWizard Geavanceerde insteldata E-CON3 of E-CON2 modus Econ AdvancSetup Geavanceerde insteldata E-CON3 of E-CON2 modus Econ Sampling...
  • Pagina 306 6. Druk nogmaals op w om stripdata aan te maken. • Dit start de ingebouwde applicatie voor het geselecteerde striptype ( GRAPH modus in dit voorbeeld) en laat het grafiekscherm verschijnen. Er verschijnt nu een leeg grafiekscherm omdat er nog geen data zijn.
  • Pagina 307 • { INS } ... Voegt een nieuwe lijn in boven de lijn waarop de cursor zich momenteel bevindt. • { MATH } ... Toont het MATH menu (pagina 1-11). • { CHAR } ... Toont een invoermenu voor rekenkundige symbolen, speciale symbolen en tekens van diverse talen.
  • Pagina 308 3. Druk op J om het scherm over het geheugengebruik te sluiten. u Een lijn of strip wissen 1. Verplaats de cursor naar de lijn of strip die u wilt wissen. • Indien u de cursor naar een rekenlijn verplaatst, worden de berekening en het resultaat gewist.
  • Pagina 309 • Door een eActivity bestand met extensie “g1e” te openen, functies in te voeren die zijn toegevoegd met OS Versie 2.0 of hoger en vervolgens het bestand op te slaan, kan de extensie “g1e” mogelijk behouden blijven. Hoewel u een dergelijk bestand kunt openen met een rekenmachine met een besturingssysteem ouder dan OS Versie 2.0 (wegens de extensie “g1e”), kunnen de rekenfuncties en -commando’s die zijn toegevoegd vanaf OS Versie 2.0 niet worden gebruikt.
  • Pagina 310 • { MAIN } ... {informatie uit het hoofdgeheugen weergeven} • { SMEM } ... {informatie uit het opslaggeheugen weergeven} • { SD } ... {toont geheugeninformatie van de SD-kaart} (alleen op de GRAPH95) • { BKUP } ... {reservekopie van hoofdgeheugen} •...
  • Pagina 311 Opslaggeheugen 3(SD) Geheugen van de SD-kaart (alleen op de GRAPH95) • Gebruik de cursortoetsen f en c om het gewenste pictogram aan te klikken, en controleer het aantal geheugenbytes dat door elk gegevenstype wordt gebruikt. • Op regel 7 ziet u hoeveel geheugenbytes momenteel vrij zijn in het geselecteerde geheugen (hoofdgeheugen, opslaggeheugen of SD-geheugen).
  • Pagina 312 U kunt de volgende gegevens controleren. Hoofdgeheugen Gegevensnaam Inhoud ALPHA MEM Lettervariabelen <CAPTURE> Groep interne geheugens Intern geheugen CAPT = 1 tot 20) CONICS* Instellingen van kegelsneden DYNA MEM* Dynamisch grafiekgeheugen EQUATION Vergelijkingen FINANCIAL* Financiële gegevens <F-MEM> Groep functietoetsgeheugens Functietoetsgeheugen F-MEM = 1 tot 20) <G-MEM>...
  • Pagina 313 Opslaggeheugen, SD-kaart* Gegevensnaam Inhoud Gegevens in de tabel van het hoofdgeheugen die naar *.g1m of .g2m bestandsnamen het opslaggeheugen of een SD-kaart is gekopieerd. Deze bestandsnamen hebben de extensie “.g1m” of “.g2m”. eActivitygegevens die zijn opgeslagen in het eActivity gegevensnamen opslaggeheugen of een SD-kaart.
  • Pagina 314 3. Voer maximaal acht karakters in voor de naam die u aan de map wilt geven. • U mag alleen de volgende karakters gebruiken: A tot Z, {, }, ’, ~, 0 tot 9 Als u een ongeldig karakter invoert verschijnt de foutmelding “Invalid Name”. •...
  • Pagina 315 J, keert u terug naar het beginscherm van de modus MEMORY . Als u gegevens van het opslaggeheugen of een SD-kaart kopieert, zal één van de onderstaande vensters verschijnen (alleen GRAPH95). Door op b te drukken kiest u het hoofdgeheugen en kopieert u de gegevens zonder het venster voor de mapkeuze weer te geven.
  • Pagina 316 k Foutcontroles tijdens het kopiëren van gegevens De volgende foutcontroles worden uitgevoerd tijdens het kopiëren van gegevens. Controle op lage batterijspanning De rekenmachine voert een controle uit op lage batterijspanning voordat het kopiëren begint. Als de batterij niveau 1 heeft verschijnt een melding dat de spanning te laag is en wordt het kopiëren niet uitgevoerd.
  • Pagina 317 • Druk op 1(Yes) om het bestand te wissen. • Druk op 6(No) om de wisbewerking te annuleren. u Om bestanden van de SD-kaart te verwijderen (alleen GRAPH95) 1. Geef het informatievenster van het SD-kaartgeheugen weer. • Zie “Scherm met geheugeninformatie” op pagina 11-2.
  • Pagina 318 • Het eerste bestand waarvan de naam begint met de letter “S” wordt op het scherm gemarkeerd. u Om een bestand te zoeken op de SD-kaart (alleen GRAPH95) Voorbeeld Zoek alle bestanden op de SD-kaart waarvan de naam begint met de letter “R”...
  • Pagina 319 GRAPH95). • b ... opslaggeheugen • c ... SD-kaart 3. Druk op b of c (alleen GRAPH95). Het keuzescherm van de map wordt weergegeven. 4. Gebruik f en c om de map te selecteren waar u de gegevens wilt opslaan.
  • Pagina 320 1. Druk in het beginscherm van de modus MEMORY op 5(OPT) om het opslaggeheugen te optimaliseren. 2. Kies het geheugen dat u wilt optimaliseren (alleen GRAPH95). • b ... opslaggeheugen • c ... SD-kaart 3. Drukk op b of c om het optimaliseren te starten.
  • Pagina 321 Systeembeheerder Hoofdstuk 12 Gebruik de Systeembeheerder om systeeminformatie te bekijken en om systeeminstellingen te doen. 1. De systeembeheerder gebruiken Kies in het hoofdmenu de modus SYSTEM en geef de volgende menuopties weer. • 1( ) ... {schermcontrast instellen} • 2( ) ...
  • Pagina 322 u De toets voor de achtergrondverlichting instellen (alleen voor modellen die uitgerust zijn met een achtergrondverlichting) 1. Wanneer het beginscherm van de modus SYSTEM wordt weergegeven, drukt u op ) om het scherm Power Properties weer te geven. 2. Gebruik f en c om de optie “Backlight Setting” te selecteren. •...
  • Pagina 323 Om het taalmenu te kiezen (GRAPH95/GRAPH75+ E/GRAPH75+/GRAPH75) 1. Druk in het beginscherm van de modus SYSTEM op 3(LANG) om het keuzescherm Message Language weer te geven. 2. Druk op 6(MENU). 3. Kies de gewenste taal met de cursortoetsen f en c, en druk vervolgens op 1(SEL) om de gewenste taal te kiezen.
  • Pagina 324 • 2(ALL) ... {alle geheugens wissen}* • 3(SD) ... {SD-kaart formatteren} (alleen op de GRAPH95) * Niet beschikbaar op de GRAPH35+ E/GRAPH25+ E De volgende tabel toont de functies van de functietoetsen. U kunt de functietoetsen gebruiken om specifieke data te wissen.
  • Pagina 325 2. Druk op de functietoets voor de RESET-bewerking die u wilt uitvoeren. 3. Er verschijnt een bevestigingsbericht. Druk op 1(Yes) om de opgegeven RESET- bewerking uit te voeren, of druk op 6(No) om deze bewerking ongedaan te maken. 4. Wanneer de RESET-bewerking is voltooid, verschijnt een bericht. Scherm dat verschijnt wanneer Scherm dat verschijnt wanneer 2(MAIN) ingedrukt wordt bij...
  • Pagina 326 Hoofdstuk 13 Uitwisselen van gegevens In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die u nodig hebt om programma’s uit te wisselen tussen twee CASIO Power Graphic-rekenmachines met behulp van de SB-62-kabel. 1. Het koppelen van twee toestellen Hieronder wordt uitgelegd hoe u twee rekenmachines met de SB-62-kabel aaneen kunt koppelen.
  • Pagina 327 Zie de FA-124 gebruiksaanwijzing voor meer details over het tot stand brengen van een verbinding en procedures voor gegevensoverdracht. Gebruik bij de GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+ en GRAPH75, de verbindingssoftware en de USB-kabel. Voor de GRAPH35+ E, moet u de FA-124 kopen.
  • Pagina 328 • 3(Projector) ... {modusselectie voor schermuitvoer van de rekenmachine naar een CASIO OHP-eenheid of CASIO projector} • 4(ScreenRecv) ... {modusselectie voor het verzenden van de schermcaptures van de rekenmachine naar een PC, door middel van de GRAPH95/75+/75 Manager PLUS scherm-ontvangerfunctie} Druk op 1 om gegevens tussen een PC en het rekenmachinegeheugen te versturen.
  • Pagina 329 Gebruik de toetsen f en c om de cursor te verplaatsen naar het gegevenstype dat u wilt aanduiden. Druk dan op 1(SEL) om deze aanduiding te bevestigen. De geselecteerde ”. Druk nu op 6(TRAN) om te verzenden. gegevenstypes worden aangeduid met het teken “ •...
  • Pagina 330 • Wanneer gegevens worden uitgewisseld met een computer (USB als kabeltype geselecteerd), kunt u door de USB-kabel eerst met de computer en dan met de rekenmachine te verbinden (terwijl de rekenmachine uitstaat), de rekenmachine inschakelen en het dialoogvenster “Select Connection Mode” laten verschijnen. 1.
  • Pagina 331 Neen weergavevenster, zoomfactoren Niet beschikbaar op de GRAPH25+ E. GRAPH35+ E Alleen GRAPH95/GRAPH75+ E/GRAPH75+/GRAPH75 Alleen GRAPH35+ E Niet beschikbaar op de GRAPH25+ E/GRAPH35+ E. Zonder controle op het overschrijven: als het ontvangend toestel gegevenstypes van dezelfde soort bevat, dan worden die gegevens zonder meer overschreven door de nieuwe gegevens.
  • Pagina 332 Gegevens uitwisselen met een rekenmachine van een ander model In deze afdeling verwijst de term “OS 2.0 rekenmachines” naar de volgende modellen. • GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+, GRAPH75, GRAPH35+ E, GRAPH25+ E • GRAPH85 SD en GRAPH85 waarvan het besturingssysteem is bijgewerkt naar Versie 2.0 Een OS 2.0 rekenmachine ondersteunt gegevensuitwisseling met de volgende modellen...
  • Pagina 333 GRAPH35+, GRAPH85 SD (OS 2.0), GRAPH85 (OS 2.0) Ontvanger: GRAPH25+ E • De volgende gegevens zijn niet vanaf de GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+, GRAPH75, GRAPH35+ E, GRAPH35+, GRAPH85 SD (OS 2.0), GRAPH85 (OS 2.0) verstuurd, of zijn bij ontvangst genegeerd door de GRAPH25+ E .
  • Pagina 334 - GRAPH modus, DYNA modus Graph Type instellingsgegevens Als er naar de GRAPH85 SD, GRAPH85 of GRAPH65 rekenmachine wordt verstuurd, worden type X=, X>, X<, X t, en X s uitdrukkingen geconverteerd naar een X=c type uitdrukking - Instellingsgegevens voor lijnstijl van een grafiek Als er naar een GRAPH65 rekenmachine wordt verstuurd, worden de lijninstellingen vóór verzending als volgt geconverteerd: Normaal: Blauw, Vet: Oranje, Onderbroken, Stippellijn: Groen.
  • Pagina 335 • Capturegeheugengegevens • Klembord, herhaal en geschiedenisgegevens (Inclusief het “SYSTEM” geheugenitem.) • CONICS modus gegevens* • E-CON2 of E-CON3 modus gegevens* • RECUR modus ) uitdrukking* • RECUR modus tabelgegevens* • Instellingen • STAT modusgegevens • TABLE modusgegevens • TVM modusgegevens* •...
  • Pagina 336 GRAPH25+ E) naar een GRAPH25+ E, GRAPH25+ Pro, GRAPH85 SD, GRAPH85, GRAPH65, GRAPH35+ (heeft geen USB-poort), GRAPH25+ rekenmachine Verzender: GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+, GRAPH75, GRAPH35+ E Ontvanger: GRAPH25+ E, GRAPH25+ Pro, GRAPH85 SD, GRAPH85, GRAPH65, GRAPH35+ (heeft geen USB-poort), GRAPH25+ π...
  • Pagina 337 • 2(Capt) ... {modusselectie voor het verzenden van de schermafbeelding van de rekenmachine naar een PC, door middel van de FA-124 scherm-capturefunctie (handmatig verzenden van een schermafbeelding is ingeschakeld)} • 3(Proj)* ... {modusselectie om de schermafbeelding naar een CASIO OHP-eenheid of CASIO projector te versturen (automatisch versturen van schermafbeelding is uitgeschakeld)} •...
  • Pagina 338 Voer deze procedure uit door middel van de GRAPH95/75+/75 Manager PLUS software die op de computer draait. 1. Na het starten van de Schermontvanger op de GRAPH95/75+/75 Manager PLUS software, gebruikt u de USB-kabel om de rekenmachine met uw computer te verbinden.
  • Pagina 339 6(CAPT) 1(Mem) in het menu dat het uitwisselen van gegevens regelt. k Een Projector verbinden (Niet beschikbaar op de GRAPH25+ E) U kunt de calculator aansluiten op een CASIO projector en de inhoud van het scherm van de calculator op een scherm projecteren. u Aansluitbare projectoren Bezoek de volgende site voor informatie over aansluitbare projectoren.
  • Pagina 340 SD-kaarten en SDHC-kaarten Hoofdstuk 14 gebruiken ( alleen GRAPH95) Deze rekenmachine is geschikt voor gebruik van SD-geheugenkaarten en SDHC-geheugenkaarten*. In deze gebruiksaanwijzing verwijst de term “SD-kaart” naar zowel SD-geheugenkaarten als SDHC-geheugenkaarten. * Alleen GRAPHIQUE USB 2 U kunt SD-kaarten gebruiken om gegevens van de rekenmachine op te slaan. U kunt gegevens uit het hoofdgeheugen en het opslaggeheugen van en naar een SD-kaart kopiëren.
  • Pagina 341 • Doe alleen SD-kaarten in de kaartgleuf. Als u andere voorwerpen in de gleuf doet kan dat de rekenmachine beschadigen. • Als er water of andere zaken in de kaartgleuf komen, doe dan direct de rekenmachine uit, verwijder de batterijen en neem contact op met uw verkoper of dichtstbijzijnde CASIO service center. u Een SD-kaart verwijderen 1.
  • Pagina 342 2. Een SD-kaart formatteren • Volg de procedure onder “Initialiseren (Reset)” (pagina 12-4) om een SD-kaart te formatteren. 3. SD-kaart voorzorgsmaatregelen tijdens gebruik • Problemen met de SD-kaart kunnen meestal worden opgelost door de kaart nogmaals te formatteren. Maar het is verstandig om altijd meer dan één SD-kaart mee te nemen om problemen met gegevensopslag te voorkomen.
  • Pagina 343 Bijlage 1. Lijst met mogelijke foutmeldingen Foutmelding Betekenis Remedie Druk op J om de fout te vinden Syntax • Fout tegen de syntax • ERROR • Poging om een ongeldig commando en verbeter ze. in te voeren Ma ERROR • Het resultaat valt buiten het interval •...
  • Pagina 344 Foutmelding Betekenis Remedie Memory • De berekening of • Gebruik alleen het aantal ERROR geheugenbewerking overschrijdt de geheugens dat momenteel is resterende geheugencapaciteit. toegestaan. • Vereenvoudig de gegevens die opgeslagen moeten worden zodat ze wel passen in de beschikbare geheugenruimte. •...
  • Pagina 345 Foutmelding Betekenis Remedie Complex • Gegevens verstuurd met een functie • Gegevens versturen zonder Number In van deze rekenmachine (matrix, complexe getallen. Data etc.) bevatten complexe getallen, maar de overeenkomstige functie van de ontvangende rekenmachine ondersteunt geen gegevens met complexe getallen. Voorbeeld: Probeer een matrix te versturen met een complex getal in een element naar GRAPH65 .
  • Pagina 346 Foutmelding Betekenis Remedie Memory Full • Het geheugen van het ontvangend • Wis enkele opgeslagen gegevens toestel is vol geraakt tijdens het in het geheugen van het uitwisselen van gegevens. ontvangend toestel en probeer het nogmaals. Invalid Data • Proberen om gegevens te •...
  • Pagina 347 Het kenmerk Alleen-lezen van • Schakel het kenmerk Alleen-lezen protected* de SD-kaart geladen in de van de SD-kaart uit. rekenmachine werd ingeschakeld met behulp van een computer, etc. * Alleen GRAPH95 2. Gebruikte intervallen Interval voor oplossingenmet Interne Functie Nauwkeurigheid Opmerkingen reële getallen...
  • Pagina 348 Interval voor oplossingenmet Interne Functie Nauwkeurigheid Opmerkingen reële getallen cijfers In principe is de nauwkeurigheid • Complexe getallen mogen als 1 × 10 < 1 × 10 < –99 15 cijfers ± 1 op het 10e argument worden gebruikt. cijfer.* –1 ×...
  • Pagina 349 Interval voor oplossingenmet Interne Functie Nauwkeurigheid Opmerkingen reële getallen cijfers ≠ 0 > 0 : < 1 –1 × 10 < 100 = 0 : > 0 In principe is de +1, 2 nauwkeurigheid < 0 : –––– 15 cijfers ±...
  • Pagina 350 E-CON2 Application (English) (GRAPH35+ E)
  • Pagina 351 Contents • All of the explanations provided here assume that you are already familiar with the operating precautions, terminology, and operational procedures of the calculator and the EA-200. • Unless specifically indicated otherwise, all page references in this “E-CON2 Application” chapter are to pages in this chapter.
  • Pagina 352 E-CON2 Main Menu • The “E-CON2 Mode” provides the functions listed below for simple and more efficient data sampling using the CASIO EA-200. • 1(SET) ..Displays a screen for setting up the EA-200. • 2(MEM) ..Displays a screen for saving EA-200 setup data under a file name.
  • Pagina 353 Setup Wizard lets you make changes to the following three EA-200 basic sampling parameters using an interactive wizard format. • Sensor (Select Sensor): Specify a CASIO or VERNIER* sensor from a menu of choices. *Vernier Software & Technology • Total Sampling Time: Specify a value within the range of 0.01 second to 30 days.
  • Pagina 354 • This launches the Setup Wizard and displays the “Select Sensor” screen. 3. Press 1 to specify a CASIO sensor or 2 to specify a Vernier sensor. • Pressing either key will display the corresponding sensor list. The following shows the sensor list that appears when you press 1.
  • Pagina 355 Note • With some sensors ([CASIO] - [Microphone] - [Sound wave], etc.) sampling time is limited to a few seconds. The unit for such a sensor is always seconds, and so the “Select Unit” screen does not appear.
  • Pagina 356 Using the Setup Wizard 7. After inputting total sampling time value you want, press w. This displays the “Select Unit” screen. 8. Use number keys b through e to specify the unit for the value you specified in step 6. •...
  • Pagina 357 1. Perform the first two steps of the procedure under “To configure an EA-200 setup using Setup Wizard” on page 2-2. 2. On the “Select Sensor” screen, select [CASIO] - [Microphone] - [Sound wave & FFT] or [CASIO] - [Microphone] - [FFT only].
  • Pagina 358 Using the Setup Wizard k Using Setup Wizard to Configure a Photogate Setup Connection of a Vernier Photogate requires configuration of setup parameters that are slightly different from parameters for other types of sensors. To configure a setup for Photogate alone u u u u u 1.
  • Pagina 359 Using the Setup Wizard 4. Use function keys 1 through 4 to select a Gate Status setting. • Selecting a gate status causes a screen for specifying the number of samples to appear. 5. Input an integer in the range of 1 to 255 to specify the number of samples. 6.
  • Pagina 360 Normally, the Setup Wizard helps you configure setups for sensors connected to the EA-200. If you select [CASIO] - [Speaker] - [y=f(x)] on the “Select Sensor” screen, however, it configures the EA-200 to output the sound that corresponds to a function that you input and graph on the calculator.
  • Pagina 361 Using the Setup Wizard 7. Press 6(DRAW) to graph the function. • This graphs the function and displays a vertical cursor line as shown below. Use the graph to specify the range that you want to output to the speaker. 8.
  • Pagina 362 2-10 Using the Setup Wizard 14. Perform one of the following operations, depending on what you want to do. To change the output frequency and try again: Press 1(Yes) to return to the “Output Frequency” dialog box. Next, repeat the above steps from step 10.
  • Pagina 363 Using Advanced Setup 3 Using Advanced Setup Advanced Setup provides you with total control over a number of parameters that you can adjust to configure the EA-200 setup that suits your particular needs. The procedures in this section provide the general steps you should perform when using Advanced Setup to configure an EA-200 setup, and to returns setup settings to their initial default values.
  • Pagina 364 Using Advanced Setup • d(Trigger) ..Displays a screen for configuring sampling start (trigger) conditions. See “Trigger Setup” on page 3-8 for more information. • e(Graph) ..Displays a screen for configuring graph settings. See “Graph Setup” on page 3-13 for more information. •...
  • Pagina 365 “Photogate”. Note • On the menu that appears after you select “Motion” from either the CASIO or Vernier sensor menu, select either “meters” or “feet” as the sampling unit. • After selecting “Motion” from either the CASIO or Vernier sensor menu, you can press the K key to toggle “smoothing (correction of measurement error)”...
  • Pagina 366 Using Advanced Setup • From the menu that appears after you select “Photogate” as the sensor, select [Gate] or [Pulley]. [Gate] ....Select this option when using the Photogate sensor alone. [Pulley] ..... Select this option when using the Photogate sensor along with a smart pulley.
  • Pagina 367 Using Advanced Setup k Sample Setup The Sample Setup screen lets you configure a number of settings that control sampling. To configure Sample Setup settings u u u u u 1. While the Advanced Setup menu (page 3-1) is on the display, press c(Sample). •...
  • Pagina 368 Using Advanced Setup 3. To change the sampling interval setting, move the highlighting to “Interval”. Next, press 1 to display a dialog box for specifying the sampling interval. • The range of values you can select depends on the current sampling mode setting. If this sampling mode is selected: This is the allowable setting range: Realtime...
  • Pagina 369 Using Advanced Setup 6. After all the settings are the way you want, press w. • This returns to the Advanced Setup menu. Note • Whenever the current Channel Setup (page 3-3) and Trigger Setup (page 3-8) settings become incompatible due to a change in Sample Setup settings, these settings revert automatically to their initial defaults.
  • Pagina 370 Using Advanced Setup k Trigger Setup You can use the Trigger Setup screen to specify the event that causes sampling to start (w key operation, etc.) The event that causes sampling to start is called the “trigger source”, which is indicated as “Source” on the Trigger Setup screen. The following table describes each of the six available trigger sources.
  • Pagina 371 Using Advanced Setup u u u u u To configure Trigger Setup settings 1. While the Advanced Setup menu (page 3-1) is on the display, press d(Trigger). • This displays the Trigger Setup screen with the “Source” line highlighted. • The function menu items that appears in the menu bar depend on the sampling mode selected with Sample Setup (page 3-5).
  • Pagina 372 3-10 Using Advanced Setup 3. Perform one of the following operations, in accordance with the trigger source that was selected in step 2. If this is the trigger Do this next: source: Press w to finalize Trigger Setup and return to the Advanced [EXE] key Setup menu.
  • Pagina 373 3-11 Using Advanced Setup u u u u u To specify the trigger threshold value and trigger edge type Perform the following steps when “Fast”, “Normal”, or “Clock” is specified as the sampling mode (page 3-5). 1. Move the highlighting to “Threshold”. 2.
  • Pagina 374 3-12 Using Advanced Setup u u u u u To configure Photogate trigger start and end settings Perform the following steps when CH1 is selected as a Photogate trigger source. 1. Move the highlighting to “Start to”. 2. Press one of the function keys described below. To specify this Photogate status: Press this key: 1(Close)
  • Pagina 375 3-13 Using Advanced Setup k Graph Setup Use the Graph Setup screen to configure settings for the graph produced after sampling is complete. You use the Sample Setup settings (page 3-5) to turn graphing on or off. To configure Graph Setup settings u u u u u 1.
  • Pagina 376 3-14 Using Advanced Setup 5. To change the real-time scroll setting, use the f and c cursor keys to move the highlighting to “RealScroll”. Next, press one of the function keys described below. To specify this real-time scrolling setting: Press this key: 1(On) Real-time scrolling on 2(Off)
  • Pagina 377 You can use the procedures in this section to configure a custom probe for use with the EA- 200. The term “custom probe” means any sensor other than the CASIO or Vernier sensors specified as standard for the E-CON2 Mode.
  • Pagina 378 Using a Custom Probe 6. Use the function keys described below to configure the custom probe setup. • To change the setting of an item, first use the f and c cursor keys to move the highlighting to the item. Next, use the function keys to select the setting you want. (1) Slope Press 1(EDIT) to input the slope for the linear interpolation formula.
  • Pagina 379 Using a Custom Probe k Auto Calibrating a Custom Probe Auto calibration automatically corrects the slope and intercept values of a custom probe setup based on two actual samples. Important! • Before performing the procedure below, you should prepare two conditions whose measurement values are known.
  • Pagina 380 Using a Custom Probe 4. After the sampled value stabilizes, hold down w for a few seconds. • This will register the first sampled value and display it on the screen. At this time the cursor will appear at the bottom of the display, ready for input of a reference value. 5.
  • Pagina 381 Using a Custom Probe 8. Press w, and then input a memory number from 1 to 99. • This saves the custom probe setup and returns to the custom probe list. k Zero Adjusting a Custom Probe This procedure zero adjusts a custom probe and sets its intercept value based on an actual sample using the applicable custom probe.
  • Pagina 382 Using a Custom Probe 4. At the point your want to perform zero adjustment (the point that the displayed value is the appropriate zero adjust value), press w. • This will return to the custom probe setup screen. • The E-CON2 will set the intercept value automatically based on the sampled value. The automatically configured value will appear on the custom probe setup screen, where you can view it.
  • Pagina 383 Using the MULTIMETER Mode 5 Using the MULTIMETER Mode You can use the Channel Setup screen (page 3-3) to configure a channel so that EA-200 MULTIMETER Mode sampling is triggered by a calculator operation. u u u u u To use the MULTIMETER Mode 1.
  • Pagina 384 Using Setup Memory 6 Using Setup Memory Creating EA-200 setup data using the Setup Wizard or Advanced Setup causes the data to be stored in the “current setup memory area”. The current contents of the current setup memory area are overwritten whenever you create other setup data. You can use setup memory to save the current setup memory area contents to calculator memory to keep it from being overwritten, if you want.
  • Pagina 385 Using Setup Memory 2. If you are starting from the final Setup Wizard screen, press c(Save Setup-MEM). If you are starting from another screen, press 2(SAVE). • This displays the screen for inputting the setup name. 3. Input up to 18 characters for the setup name. 4.
  • Pagina 386 Using Setup Memory u To recall a setup and use it for sampling Be sure to perform the following steps before starting sampling with the EA-200. 1. Connect the calculator to the EA-200. 2. Turn on EA-200 power. 3. In accordance with the setup you plan to use, connect the proper sensor to the appropriate EA-200 channel.
  • Pagina 387 Using Setup Memory u To delete setup data 1. On the E-CON2 main menu (page 1-1), press 2(MEM) to display the setup memory list. 2. Use the f and c cursor keys to highlight the name of the setup you want. 3.
  • Pagina 388 Using Program Converter 7 Using Program Converter Program Converter converts an EA-200 setup you configured using Setup Wizard or Advanced Setup to a program that can run on the calculator. You can also use Program Converter to convert a setup to a CFX-9850 Series/fx-7400 Series-compatible program.* See the documentation that came with your scientific calculator or EA-200 for information about how to use a converted program.
  • Pagina 389 Using Program Converter 2. Enter up to eight characters for the program name. Note Using the program converter initial default settings will create a program like the one below. • Associated Scientific Calculator: fx-9860 Series • Associated Data Logger: EA-200 •...
  • Pagina 390 Using Program Converter 5. If you plan to use a custom probe connected to CH1 of the Data Logger, specify whether calibration or zero adjust should be performed. Perform one of the following key operations to configure the desired setting. To perform this operation: Perform this key operation: 3(CALB) 1(CALIB)
  • Pagina 391 Using Program Converter k Converting a CFX-9850 Series Program to a fx-9860 Series Compatible Program To use an EA-200 control program created on the CFX-9850 Series calculator (for use on the CFX-9850) on the E-CON2, you need to convert the program to an fx-9860 program. Conversion can be performed using the program converter.
  • Pagina 392 Using Program Converter 5. Enter up to eight characters for the program name. • If you want to password protect the program, perform steps 6 and 7 under “To convert a setup to a program” after inputting the program name. 6.
  • Pagina 393 Starting a Sampling Operation 8 Starting a Sampling Operation The section describes how to use a setup configured using the E-CON2 Mode to start an EA-200 sampling operation. k Before getting started... Be sure to perform the following steps before starting sampling with the EA-200. 1.
  • Pagina 394 Starting a Sampling Operation u To start sampling 1. Start the sampling operation by performing one of the function key operations described below. ✔ If the final Setup Wizard screen (page 2-4) is on the display, press b(Start Setup). ✔ If the Advanced Setup menu (page 3-1) is on the display, press 1(STRT). ✔...
  • Pagina 395 Starting a Sampling Operation...
  • Pagina 396 Using Sample Data Memory 9 Using Sample Data Memory Performing an EA-200 sampling operation from the E-CON2 Mode causes sampled results to be stored in the “current data area” of E-CON2 memory. Separate data is saved for each channel, and the data for a particular channel in the current data area is called that channel’s “current data”.
  • Pagina 397 Using Sample Data Memory 3. Use the f and c cursor keys to move the highlighting to the current data file you want to save, and then press 2(SAVE). • This displays the screen for inputting a data name. 4. Enter up to 18 characters for the data file name, and then press w. •...
  • Pagina 398 Using Sample Data Memory u u u u u To rename an existing sample data file Note • You cannot use this procedure to rename a current data file name. 1. On the E-CON2 main menu (page 1-1), press 5(GRPH). •...
  • Pagina 399 10-1 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data 10 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data Graph Analysis tools make it possible to analyze graphs drawn from sampled data. k Accessing Graph Analysis Tools You can access Graph Analysis tools using either of the two methods described below. Accessing Graph Analysis tools from the Graph Mode screen, which is u u u u u displayed by pressing 5(GRPH) on the E-CON2 main menu (page 1-1)
  • Pagina 400 10-2 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data k Selecting an Analysis Mode and Drawing a Graph This section contains a detailed procedure that covers all steps from selecting an analysis mode to drawing a graph. Note • Step 4 through step 6 are not essential and may be skipped, if you want. Skipping any step automatically applies the initial default values for its settings.
  • Pagina 401 10-3 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data 4. Specify the sampled data for graphing. a. Use the f and c cursor keys to move the highlighting to the name of the sampled data file you want to select, and then press 1(ASGN) or w. •...
  • Pagina 402 10-4 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data b. Use the function keys to specify the graph style you want. To specify this graph style: Press this key: Line graph with dot ( • ) data markers Line graph with square ( ) data markers Line graph with X (×) data markers Scatter graph with dot ( •...
  • Pagina 403 11-1 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 11 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations This section explains the various operations you can perform on the graph screen after drawing a graph. You can perform these operations on a graph screen produced by a sampling operation, or by the operation described under “Selecting an Analysis Mode and Drawing a Graph”...
  • Pagina 404 11-2 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations Key Operation Description Displays a menu of functions for zooming and editing a particular graph K3(EDIT) when the graph screen contains multiple graphs. See “Working with Multiple Graphs” on page 11-10. Displays a menu that lets you transform a sample result graph to a function using Fourier series expansion, and to perform regression to K4(CALC) determine the tendency of a graph.
  • Pagina 405 11-3 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations k Using Trace Trace displays a crosshair pointer on the displayed graph along with the coordinates of the current cursor position. You can use the cursor keys to move the pointer along the graph. You can also use trace to obtain the periodic frequency value for a particular range, and assign the range (time) and periodic frequency values in separate Alpha-Memory values.
  • Pagina 406 11-4 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. Press w to assign the period and periodic frequency values to Alpha-Memory variables. • This displays a dialog box for specifying variable names for [Period] and [Frequency] values. • The initial default variable name settings are “S” for the period and “H” for the periodic frequency.
  • Pagina 407 11-5 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Press w. • This causes the magnifying glass to disappear and enters the zoom mode. • The cursor keys perform the following operations in the zoom mode. To do this: Press this cursor key: Enlarge the graph image horizontally Reduce the size of the graph image horizontally Enlarge the graph image vertically...
  • Pagina 408 11-6 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 5. After everything is the way you want, press w. • This saves the lists and the message “Complete!” appears. Press w to return to the graph screen. • For details about using list data, see “Chapter 3 List Function”. Note •...
  • Pagina 409 11-7 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. Move the trace pointer to the end point of the range for which you want to perform Fourier series expansion, and then press w. • This displays a dialog box for specifying the start degree of the Fourier series. 5.
  • Pagina 410 11-8 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations k Performing Regression You can use the procedure below to perform regression for a range specified using the trace pointer. All of the following regression types are supported: Linear, Med-Med, Quadratic, Cubic, Quartic, Logarithmic, Exponential, Power, Sine, and Logistic. For details about these regression types, see page 6-12 through 6-15 under Chapter 6 of this manual.
  • Pagina 411 11-9 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 5. Press 6(DRAW). • This draws a quadratic regression graph and overlays it over the original graph. • To delete the overlaid quadratic regression graph, press !4(SKTCH) and then 1(Cls). k Overlaying a Y=f(x) Graph on a Sampled Result Graph Use the following procedure when you want to overlay a Y=f(x) graph on the sampled result graph.
  • Pagina 412 11-10 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. After the graph function list settings are configured the way you want, press 6(DRAW). • This overlays graphs of all the functions for which graphing is turned on, over the graph that was originally on the graph screen. Original Graph Overlaid with Y=f(x) Graph •...
  • Pagina 413 11-11 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Use the f and c cursor keys to cycle through the graphs until the one you want is displayed, and then press w. • This enters the zoom mode and causes all of the graphs to reappear, along with a magnifying glass cursor ( ) in the center of the screen.
  • Pagina 414 11-12 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations u u u u u To move a particular graph on a multi-graph display 1. When the graph screen contains multiple graphs, press K, and then 3(EDIT). • This displays the [EDIT] menu. 2.
  • Pagina 415 11-13 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Move the trace pointer to the end point of the range you want to output from the speaker, and then press w. • After you specify the start point and end point, an output frequency dialog box shown below appears on the display.
  • Pagina 416 11-14 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations k Configuring View Window Parameters Pressing !3(V-Window) while the graph screen is on the display displays a View Window function key menu along the bottom of the display. Press the function key that corresponds to the View Window parameter you want to configure. Function Key Description Automatically applies the following View Window parameters.
  • Pagina 417 12-1 Calling E-CON2 Functions from an eActivity 12 Calling E-CON2 Functions from an eActivity You can call E-CON2 functions from an eActivity by including an “Econ strip” in the eActivity file. The following describes each of the four available Econ strips. u Econ SetupWizard strip This strip calls the E-CON2 Setup Wizard.
  • Pagina 418 E-CON3 Application (English) (GRAPH95, GRAPH75+ E, GRAPH75+, GRAPH75)
  • Pagina 419 Doing so may cause operational problems. • All explanations in this section assume that you are fully familiar with all calculator and Data Logger (CMA CLAB* or CASIO EA-200) precautions, terminology, and operational procedures. • The E-CON3 application is designed to get the most out of the measurement functions of the CASIO EA-200 Data Logger.
  • Pagina 420 E-CON3 Overview 1 E-CON3 Overview • From the Main Menu, select E-CON3 to enter the E-CON3 Mode. E-CON3 Main Menu • The “E-CON3 Mode” provides the functions listed below for simple and more efficient data sampling using a Data Logger. •...
  • Pagina 421 Setup Wizard lets you make changes to the following three Data Logger basic sampling parameters using an interactive wizard format. • Sensor (Select Sensor): Specify a CASIO, VERNIER* or CMA sensor from a menu of choices. *Vernier Software & Technology • Total Sampling Time: Specify a value within the range of 0.01 second to 30 days.
  • Pagina 422 • This launches the Setup Wizard and displays the “Select Sensor” screen. 3. Press one of the following function keys to specify the manufacturer of the sensor you are using for measurement: 1(CASIO), 2(VERNIER), 3(CMA). • Pressing either key will display the corresponding sensor list.
  • Pagina 423 Note • With some sensors ([CASIO] - [Microphone] - [Sound wave], etc.) sampling time is limited to a few seconds. The unit for such a sensor is always seconds, and so the “Select Unit” screen does not appear.
  • Pagina 424 1. Perform the first two steps of the procedure under “To configure a Data Logger setup using Setup Wizard” on page 2-2. 2. On the “Select Sensor” screen, select [CASIO] - [Microphone] - [Sound wave & FFT] or [CASIO] - [Microphone] - [FFT only].
  • Pagina 425 Using the Setup Wizard k Using Setup Wizard to Configure a Photogate Setup Connection of a Vernier or CMA Photogate requires configuration of setup parameters that are slightly different from parameters for other types of sensors. To configure a setup for Photogate alone 1.
  • Pagina 426 Normally, the Setup Wizard helps you configure setups for sensors connected to a Data Logger. If you select [CASIO] - [Speaker] - [y=f(x)] on the “Select Sensor” screen, however, it configures the EA-200 to output the sound that corresponds to a function that you input and graph on the calculator.
  • Pagina 427 Using the Setup Wizard 6. In line “Y1”, input the function of the waveform for the sound you want to input. • Note that the angle unit is always radians. • Input a function where the value of “Y” is within the range of –1.5 to +1.5. 7.
  • Pagina 428 Using the Setup Wizard 13. Press w. • This displays a screen like the one shown below. 14. Perform one of the following operations, depending on what you want to do. To change the output frequency and try again: Press 1(Yes) to return to the “Output Frequency” dialog box. Next, repeat the above steps from step 10.
  • Pagina 429 Using Advanced Setup 3 Using Advanced Setup Advanced Setup provides you with total control over a number of parameters that you can adjust to configure the Data Logger setup that suits your particular needs. The procedures in this section provide the general steps you should perform when using Advanced Setup to configure a Data Logger setup, and to returns setup settings to their initial default values.
  • Pagina 430 Using Advanced Setup • d(Trigger)..Displays a screen for configuring sampling start (trigger) conditions. See “Trigger Setup” on page 3-8 for more information. • e(Graph) ..Displays a screen for configuring graph settings. See “Graph Setup” on page 3-13 for more information. •...
  • Pagina 431 “Photogate”. Note • On the menu that appears after you select “Motion” from either the CASIO or Vernier sensor menu, select either “meters” or “feet” as the sampling unit. • After selecting “Motion” from either the CASIO or Vernier sensor menu, you can press the K key to toggle “smoothing (correction of measurement error)”...
  • Pagina 432 Using Advanced Setup • From the menu that appears after you select “Photogate” as the sensor, select [Gate] or [Pulley]. [Gate] ....Select this option when using the Photogate sensor alone. [Pulley] ....Select this option when using the Photogate sensor along with a smart pulley.
  • Pagina 433 Using Advanced Setup k Sample Setup The Sample Setup screen lets you configure a number of settings that control sampling. To configure Sample Setup settings 1. While the Advanced Setup menu (page 3-1) is on the display, press c(Sample). • This displays the Sample Setup screen, with the “Mode” line highlighted, which indicates that you can select the sampling mode.
  • Pagina 434 Using Advanced Setup 3. To change the sampling interval setting, move the highlighting to “Interval”. Next, press 1 to display a dialog box for specifying the sampling interval. • The range of values you can select depends on the current sampling mode setting. If this sampling mode is selected: This is the allowable setting range: Realtime...
  • Pagina 435 Using Advanced Setup 6. After all the settings are the way you want, press w. • This returns to the Advanced Setup menu. Note • Whenever the current Channel Setup (page 3-3) and Trigger Setup (page 3-8) settings become incompatible due to a change in Sample Setup settings, these settings revert automatically to their initial defaults.
  • Pagina 436 Using Advanced Setup k Trigger Setup You can use the Trigger Setup screen to specify the event that causes sampling to start ( w key operation, etc.) The event that causes sampling to start is called the “trigger source”, which is indicated as “Source” on the Trigger Setup screen. The following table describes each of the six available trigger sources.
  • Pagina 437 Using Advanced Setup To configure Trigger Setup settings 1. While the Advanced Setup menu (page 3-1) is on the display, press d(Trigger). • This displays the Trigger Setup screen with the “Source” line highlighted. • The function menu items that appears in the menu bar depend on the sampling mode selected with Sample Setup (page 3-5).
  • Pagina 438 3-10 Using Advanced Setup 3. Perform one of the following operations, in accordance with the trigger source that was selected in step 2. If this is the trigger Do this next: source: Press w to finalize Trigger Setup and return to the Advanced [EXE] key Setup menu.
  • Pagina 439 3-11 Using Advanced Setup To specify the trigger threshold value and trigger edge type Perform the following steps when “Fast”, “Normal”, or “Clock” is specified as the sampling mode (page 3-5). 1. Move the highlighting to “Threshold”. 2. Press 1(EDIT) to display a dialog box for specifying the trigger threshold value, which is value that data needs to attain before sampling starts.
  • Pagina 440 3-12 Using Advanced Setup To configure Photogate trigger start and end settings Perform the following steps when CH1 is selected as a Photogate trigger source. 1. Move the highlighting to “Start to”. 2. Press one of the function keys described below. To specify this Photogate status: Press this key: 1(Close)
  • Pagina 441 3-13 Using Advanced Setup k Graph Setup Use the Graph Setup screen to configure settings for the graph produced after sampling is complete. You use the Sample Setup settings (page 3-5) to turn graphing on or off. To configure Graph Setup settings 1.
  • Pagina 442 3-14 Using Advanced Setup 5. To change the real-time scroll setting, use the f and c cursor keys to move the highlighting to “RealScroll”. Next, press one of the function keys described below. To specify this real-time scrolling setting: Press this key: 1(On) Real-time scrolling on 2(Off)
  • Pagina 443 Logger. Important! • The sensors (CASIO, Vernier, CMA) that appear on the list during Channel Setup (page 3-3) are E-CON3 mode standard sensors. If you want to use a sensor that is not included in the list, configure custom probe settings.
  • Pagina 444 Using a Custom Probe 5. Input up to 18 characters for the custom probe name, and then press E. • This will cause the highlighting to move to “Slope”. 6. Use the function keys described below to configure the custom probe setup. •...
  • Pagina 445 Using a Custom Probe k Auto Calibrating a Custom Probe Auto calibration automatically corrects the slope and intercept values of a custom probe setup based on two actual samples. Important! • Before performing the procedure below, you should prepare two conditions whose measurement values are known.
  • Pagina 446 Using a Custom Probe 4. After the sampled value stabilizes, hold down w for a few seconds. • This will register the first sampled value and display it on the screen. At this time the cursor will appear at the bottom of the display, ready for input of a reference value. 5.
  • Pagina 447 Using a Custom Probe k Zero Adjusting a Custom Probe This procedure zero adjusts a custom probe and sets its intercept value based on an actual sample using the applicable custom probe. To zero adjust a custom probe 1. Connect the calculator and Data Logger, and connect the custom probe you want to zero adjust to CH1 of the Data Logger.
  • Pagina 448 Using a Custom Probe k Managing Custom Probe Setups Use the procedures in this section to edit and delete existing custom probe setups. To edit a custom probe setup 1. Display the Custom Probe List. 2. Select the custom probe setup whose configuration you want to edit. •...
  • Pagina 449 Using the MULTIMETER Mode 5 Using the MULTIMETER Mode You can use the Channel Setup screen (page 3-3) to configure a channel so that Data Logger MULTIMETER Mode sampling is triggered by a calculator operation. To use the MULTIMETER Mode 1.
  • Pagina 450 Using Setup Memory 6 Using Setup Memory Creating Data Logger setup data using the Setup Wizard or Advanced Setup causes the data to be stored in the “current setup memory area”. The current contents of the current setup memory area are overwritten whenever you create other setup data. You can use setup memory to save the current setup memory area contents to calculator memory to keep it from being overwritten, if you want.
  • Pagina 451 Using Setup Memory 2. If you are starting from the final Setup Wizard screen, press c(Save Setup-MEM). If you are starting from another screen, press 2(SAVE). • This displays the screen for inputting the setup name. 3. Input up to 18 characters for the setup name. 4.
  • Pagina 452 Using Setup Memory To recall a setup and use it for sampling Be sure to perform the following steps before starting sampling with a Data Logger. 1. Connect the calculator to a Data Logger. 2. Turn on Data Logger power. 3.
  • Pagina 453 Using Setup Memory To delete setup data 1. On the E-CON3 main menu (page 1-1), press 2(MEM) to display the setup memory list. 2. Use the f and c cursor keys to highlight the name of the setup you want. 3.
  • Pagina 454 Using Program Converter 7 Using Program Converter Program Converter converts a Data Logger setup you configured using Setup Wizard or Advanced Setup to a program that can run on the calculator. You can also use Program Converter to convert a setup to a CFX-9850 Series/fx-7400 Series-compatible program.* See the documentation that came with your scientific calculator or EA-200 for information about how to use a converted program.
  • Pagina 455 Using Program Converter 2. Enter up to eight characters for the program name. Note Using the program converter initial default settings will create a program like the one below. • Associated Scientific Calculator: fx-9860 Series • Associated Data Logger: EA-200 •...
  • Pagina 456 Using Program Converter 5. If you plan to use a custom probe connected to CH1 of the Data Logger, specify whether calibration or zero adjust should be performed. Perform one of the following key operations to configure the desired setting. To perform this operation: Perform this key operation: 3(CALB) 1(CALIB)
  • Pagina 457 Using Program Converter k Converting a CFX-9850 Series Program to a fx-9860 Series Compatible Program To use an EA-200 control program created on the CFX-9850 Series calculator (for use on the CFX-9850) on the E-CON3, you need to convert the program to an fx-9860 program. Conversion can be performed using the program converter.
  • Pagina 458 Starting a Sampling Operation 8 Starting a Sampling Operation The section describes how to use a setup configured using the E-CON3 Mode to start a Data Logger sampling operation. k Before getting started... Be sure to perform the following steps before starting sampling with a Data Logger. 1.
  • Pagina 459 Starting a Sampling Operation To start sampling 1. Start the sampling operation by performing one of the function key operations described below.  If the final Setup Wizard screen is on the display, press b(Start Setup).  If the Advanced Setup menu (page 3-1) is on the display, press 1(STRT).  If the E-CON3 main menu (page 1-1) is on the display, press 4(STRT).
  • Pagina 460 Starting a Sampling Operation...
  • Pagina 461 Using Sample Data Memory 9 Using Sample Data Memory Performing a Data Logger sampling operation from the E-CON3 Mode causes sampled results to be stored in the “current data area” of E-CON3 memory. Separate data is saved for each channel, and the data for a particular channel in the current data area is called that channel’s “current data”.
  • Pagina 462 Using Sample Data Memory 3. Use the f and c cursor keys to move the highlighting to the current data file you want to save, and then press 2(SAVE). • This displays the screen for inputting a data name. 4. Enter up to 18 characters for the data file name, and then press w. •...
  • Pagina 463 Using Sample Data Memory To rename an existing sample data file Note • You cannot use this procedure to rename a current data file name. 1. On the E-CON3 main menu (page 1-1), press 5(GRPH). • This displays the Graph Mode screen. 2.
  • Pagina 464 10-1 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data 10 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data Graph Analysis tools make it possible to analyze graphs drawn from sampled data. k Accessing Graph Analysis Tools You can access Graph Analysis tools using either of the two methods described below. Accessing Graph Analysis tools from the Graph Mode screen, which is displayed by pressing 5(GRPH) on the E-CON3 main menu (page 1-1) Graph Mode Screen...
  • Pagina 465 10-2 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data k Selecting an Analysis Mode and Drawing a Graph This section contains a detailed procedure that covers all steps from selecting an analysis mode to drawing a graph. Note • Step 4 through step 6 are not essential and may be skipped, if you want. Skipping any step automatically applies the initial default values for its settings.
  • Pagina 466 10-3 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data 4. Specify the sampled data for graphing. a. Use the f and c cursor keys to move the highlighting to the name of the sampled data file you want to select, and then press 1(ASGN) or w. •...
  • Pagina 467 10-4 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data b. Use the function keys to specify the graph style you want. To specify this graph style: Press this key: Line graph with dot ( • ) data markers Line graph with square ( ) data markers Line graph with X ( ×...
  • Pagina 468 11-1 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 11 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations This section explains the various operations you can perform on the graph screen after drawing a graph. You can perform these operations on a graph screen produced by a sampling operation, or by the operation described under “Selecting an Analysis Mode and Drawing a Graph”...
  • Pagina 469 11-2 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations Key Operation Description Displays a menu that lets you transform a sample result graph to a function using Fourier series expansion, and to perform regression K4(CALC) to determine the tendency of a graph. See “Using Fourier Series Expansion to Transform a Waveform to a Function”...
  • Pagina 470 11-3 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations k Using Trace Trace displays a crosshair pointer on the displayed graph along with the coordinates of the current cursor position. You can use the cursor keys to move the pointer along the graph. You can also use trace to obtain the periodic frequency value for a particular range, and assign the range (time) and periodic frequency values in separate Alpha-Memory values.
  • Pagina 471 11-4 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. Press w to assign the period and periodic frequency values to Alpha-Memory variables. • This displays a dialog box for specifying variable names for [Period] and [Frequency] values. • The initial default variable name settings are “S” for the period and “H” for the periodic frequency.
  • Pagina 472 11-5 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Press w. • This causes the magnifying glass to disappear and enters the zoom mode. • The cursor keys perform the following operations in the zoom mode. To do this: Press this cursor key: Enlarge the graph image horizontally Reduce the size of the graph image horizontally Enlarge the graph image vertically...
  • Pagina 473 11-6 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 5. After everything is the way you want, press w. • This saves the lists and the message “Complete!” appears. Press w to return to the graph screen. • For details about using list data, see “Chapter 3 List Function”. Note •...
  • Pagina 474 11-7 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. Move the trace pointer to the end point of the range for which you want to perform Fourier series expansion, and then press w. • This displays a dialog box for specifying the start degree of the Fourier series. 5.
  • Pagina 475 11-8 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations k Performing Regression You can use the procedure below to perform regression for a range specified using the trace pointer. All of the following regression types are supported: Linear, Med-Med, Quadratic, Cubic, Quartic, Logarithmic, Exponential, Power, Sine, and Logistic. For details about these regression types, see page 6-12 through 6-15 under Chapter 6 of this manual.
  • Pagina 476 11-9 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 5. Press 6(DRAW). • This draws a quadratic regression graph and overlays it over the original graph. • To delete the overlaid quadratic regression graph, press !4(SKTCH) and then 1(Cls). k Overlaying a Y=f(x) Graph on a Sampled Result Graph Use the following procedure when you want to overlay a Y=f(x) graph on the sampled result graph.
  • Pagina 477 11-10 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. After the graph function list settings are configured the way you want, press 6(DRAW). • This overlays graphs of all the functions for which graphing is turned on, over the graph that was originally on the graph screen. Original Graph Overlaid with Y=f(x) Graph •...
  • Pagina 478 11-11 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Use the f and c cursor keys to cycle through the graphs until the one you want is displayed, and then press w. • This enters the zoom mode and causes all of the graphs to reappear, along with a magnifying glass cursor ( ) in the center of the screen.
  • Pagina 479 11-12 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations To move a particular graph on a multi-graph display 1. When the graph screen contains multiple graphs, press K, and then 3(EDIT). • This displays the [EDIT] menu. 2. Press 2(MOVE). • This displays only one of the graphs that were originally on the graph screen. 3.
  • Pagina 480 11-13 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Move the trace pointer to the end point of the range you want to output from the speaker, and then press w. • After you specify the start point and end point, an output frequency dialog box shown below appears on the display.
  • Pagina 481 11-14 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations k Configuring View Window Parameters Pressing !3(V-Window) while the graph screen is on the display displays a View Window function key menu along the bottom of the display. Press the function key that corresponds to the View Window parameter you want to configure.
  • Pagina 482 12-1 Calling E-CON3 Functions from an eActivity 12 Calling E-CON3 Functions from an eActivity You can call E-CON3 functions from an eActivity by including an “Econ strip” in the eActivity file. The following describes each of the four available Econ strips. u Econ SetupWizard strip This strip calls the E-CON3 Setup Wizard.
  • Pagina 483 Manufacturer: CASIO COMPUTER CO., LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan Responsible within the European Union: Casio Europe GmbH Casio-Platz 1 22848 Norderstedt, Germany www.casio-europe.com...
  • Pagina 484 CASIO COMPUTER CO., LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan One or more of the following patents may be used in the product. U.S.Pats. 5,166,897 5,210,708 5,535,317 5,539,867 SA1601-E © 2014 CASIO COMPUTER CO., LTD.