Rev #53
Versie 9
Juni 2023
5.1.14 Profielen en piloten
Alle instellingen en lay-outs van navigatiepagina's worden opgeslagen in een profiel. Profielen
kunnen op verschillende manieren worden gebruikt:
• Voor cluboperatie of meerdere piloten die hetzelfde zweefvliegtuig delen. Elke piloot kan zijn
persoonlijke profiel hebben.
• Wanneer een piloot op verschillende locaties vliegt. Voor elke locatie kan een apart profiel
worden gemaakt (voorbeelden: Frankrijk, Spanje, Namibië, WGC2014).
Een profiel bestaat uit twee delen:
• De lay-out van de navigatiepagina bepaalt welke navboxes en symbolen zichtbaar zijn
op de navigatiepagina. Het bepaalt de kleur van navboxes, lettergroottes en kleuren, hoeveel
navigatiepagina's zichtbaar zijn en welke modi zijn ingeschakeld. De lay-out van de
navigatiepagina kan worden ingesteld met LX Styler of op het apparaat zelf (zie hoofdstuk 6).
• Apparaatinstellingen omvatten geselecteerde databases, geselecteerde luchtruim- en
waypointbestanden, kaartkleuren, instellingen voor de variometerindicator en eigenschappen
van de vluchtcomputer. Apparaatinstellingen kunnen worden aangepast op het apparaat zelf
via het instellingsmenu (zie hoofdstuk 5.1) of met LX Styler.
Een actief profiel wordt geselecteerd wanneer het systeem wordt ingeschakeld (zie hoofdstuk
9.1.2).
5.1.14.1
Profiel toevoegen/laden
Gebruik dit dialoogvenster om een nieuw profiel toe te voegen, een profiel te verwijderen, een
profiel te laden/opslaan, apparaatinstellingen te kopiëren, de naam van een bestaand profiel
te wijzigen en een profiel te activeren. Het actieve profiel is het profiel dat momenteel wordt
gebruikt. Selecteer een profiel met de PAGE-selector knop. Druk op NAAR USB of NAAR SD
om het profiel op te slaan op een USB-stick of SD-kaart. Druk op NAAR MAIL om het
profiel naar e-mail te sturen. Een profiel wordt opgeslagen als een bestand met de extensie
.lxprofile.
Pagina 122 of 259