KINDERZITJES: bevestiging met de autogordel
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Stoel geschikt voor bevestiging van een kinderzitje met goedkeuring "Universeel" met behulp van de autogordel; controleer of het zitje kan
worden gemonteerd.
B2 = Stoel geschikt voor bevestiging van een kinderzitje met goedkeuring "B2" met behulp van de autogordel; controleer of het zitje kan worden
gemonteerd.
B3 = Stoel geschikt voor bevestiging van een kinderzitje met goedkeuring "B3" met behulp van de autogordel; controleer of het zitje kan worden
gemonteerd.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(3) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. ➥ 3.34 Zet de stoel voor het kind naar voren en zet de rugleuning recht om contact tussen de stoel en de benen van het kind te ver-
mijden.
(5) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(6) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: Monteer nooit een kinderzitje met een steunpoot.
(3/3)
1.47