Download Print deze pagina

Advertenties

BANDEN
(2/3)

Bandenspanning

Houd u aan de bandenspanningen (inclusief
het reservewiel), controleer de bandenspan-
ningen ten minste eenmaal per maand en
zeker voor een lange rit (raadpleeg de stic-
ker op de zijkant van het bestuurderspor-
tier).
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
– slechte wegligging,
– risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Controleer de spanning: negeer hogere
waarden als gevolg van warm weer of na
een rit op hoge snelheid.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto, heeft deze een
adapter die u op het ventiel moet plaatsen
voordat u de band oppompt.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Auto met een controlesysteem voor ban-
denspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekke band,
lage spanning, enz.) gaat het controlelampje
op het instrumentenpaneel branden.
➥ 2.29
Reservewiel
➥ 5.2 en ➥ 5.8
5.11

Advertenties

loading