HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto
achteruit rolt, door automatisch de remmen
vast te zetten als de bestuurder het rempe-
daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in de neutrale stand staat (niet in N of P
voor een automatische transmissie) en als
de auto geheel stil staat (rempedaal inge-
drukt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen vrij
(de auto rijdt naargelang de helling).
(4/5)
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
2.35