GEMOTORISEERDE ACHTERKLEP
Gebruiksomstandigheden
– Zet de auto stil.
– Indien de achterklep door ijs of sneeuw
niet kan openen, moet u beslist de ach-
terklep ijs- of sneeuwvrij maken.
– Als de accu leeg is of is vervangen, moet
de achterklep gesloten worden (handma-
tig indien nodig) om de gemotoriseerde
bediening opnieuw in te schakelen.
Het aansluiten van een drager
(fietsdrager, bagagekoffer,
enz.) die rust op de achterklep
is verboden. Om een drager te
installeren op uw auto, neemt u contact
op met een merkdealer.
(1/5)
Openen/sluiten
Als de functie voor het openen of sluiten van
de gemotoriseerde achterklep wordt geacti-
veerd via de dashboardbediening of met de
kaart (zie volgende pagina's), klinken er drie
piepjes vlak voordat de achterklep begint te
bewegen.
Controleer bij het openen/slui-
ten van de achterklep of nie-
mand zich in de buurt van de
bewegende delen bevindt.
Risico van verwonding.
Afhankelijk van de uitrusting wordt de ach-
terklep tegelijk met de portieren elektrisch
vergrendeld of ontgrendeld.
Om de achterklep te bedienen zijn de vol-
gende functies beschikbaar:
– met de kaart voor afstandsbediening;
– met de schakelaars op de achterklep
– met de schakelaar op het dashboard
– afhankelijk van de auto, de handsfree
functie.
Let erop dat tijdens het openen/sluiten
van de achterklep niets de beweging be-
lemmert.
Om beschadiging van de achterklep te
voorkomen, mag u ze niet handmatig
openen of sluiten terwijl ze in beweging
is.
3.39