SNELHEIDSREGELAAR (3/4)
a
2
b
Veranderen van de ingestelde
snelheid
Om de ingestelde snelheid aan te passen,
drukt u een paar keer op de schakelaar 2:
– aan kant a (+) om de snelheid te verho-
gen;
– aan kant b (-) om de snelheid te verla-
gen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2.72
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd ver-
hogen door het gaspedaal in te drukken.
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de ingestelde snelheid in het rood
op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
seconden gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens het op- of afrijden van een steile
afdaling kan de ingestelde snelheid niet
worden aangehouden: in dat geval knippert
de ingestelde snelheid rood op het instru-
mentenpaneel.