Bediening
1. Display
2. ENTER – gesprekken beantwoorden,
menuselecties verrichten of telefoon ac-
tiveren die stand-by staat
3. Aan/uit/stand-by
4. EXIT/CLEAR – een gesprek beëindigen/
weigeren, terugbladeren in menu's, een
keuze annuleren of ingevoerde cijfers/
tekens wissen
5. Simkaarthouder
6. Keuzetoets menu-opties
2
6
7. Alfanumerieke toetsen voor telefoon en
sneltoets in menu's
8. Pijl-links/pijl-rechts – vooruit- of achter-
uitbladeren bij de invoer van tekst en/of
nummers
9. Gespreksvolume verhogen/verlagen. De
telefoon maakt geen gebruik van de
1
middenluidspreker
1
Optie
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Knop aan/uit/stand-by
Systeem activeren:
– Druk op de toets PHONE (3) om het tele-
4
foonsysteem in te schakelen.
Systeem uitschakelen:
– Houd de toets PHONE ingedrukt om het
telefoonsysteem uit te schakelen.
9
Zet het systeem als volgt stand-by:
– Druk korte tijd op de toets PHONE of druk
op de toets EXIT/CLEAR om het telefoon-
systeem stand-by te zetten.
– Druk korte tijd op de toets PHONE om het
systeem opnieuw te activeren.
Wanneer de telefoon actief is of stand-by
staat, staat er een hoorn op het display.
N.B.
Bij het audiosysteem Performance (stan-
daarduitvoering) kunt u tijdens een tele-
foongesprek geen radioprogramma, cd of
verkeersbulletin beluisteren.
Als u het contact uitschakelt terwijl het tele-
foonsysteem actief is, zal het telefoonsysteem
eveneens actief zijn wanneer u het contact op-
nieuw inschakelt. Wanneer u het telefoonsys-
teem hebt uitgeschakeld, kunt u geen ge-
sprekken aannemen.
10
231