06 Starten en rijden
Motor starten
Voordat de motor wordt gestart
– Trek de handrem aan.
Automatische versnellingsbak
– Zet de keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak
– Zet de versnellingspook in de neutrale
stand en houd het koppelingspedaal volle-
dig ingedrukt. Dit is met name van belang
bij strenge vorst.
WAARSCHUWING
Neem de contactsleutel nooit tijdens het rij-
den uit het contactslot, ook niet als de auto
gesleept wordt. U loopt anders het gevaar
dat het stuurslot wordt geactiveerd, waar-
door de auto onbestuurbaar wordt.
Bij het slepen moet de contactsleutel in
06
stand II staan.
N.B.
Het sleutelblad van de hoofdsleutel moet
volledig zijn uitgeklapt (zoals afgebeeld op
pagina 100) bij het starten van de auto. An-
ders bestaat het risico dat de startblokke-
ring in werking treedt en de motor niet kan
worden gestart.
116
N.B.
Tijdens de koude start is het mogelijk dat
het motortoerental merkbaar hoger ligt dan
normaal is voor bepaalde motortypes. Dit
omdat ernaar wordt gestreefd het uitlaat-
gasreinigingssysteem zo snel mogelijk op
bedrijfstemperatuur te brengen en tegelij-
kertijd de uitstoot te beperken van stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu.
Motor starten
Benzine
– Draai de contactsleutel naar stand III.
Als de motor niet binnen 5–10 seconden
aanslaat, moet u de sleutel loslaten en een
nieuwe startpoging doen.
Dieselolie
1. Draai de contactsleutel naar stand II.
Een controlelampje op het instrumenten-
paneel gaat branden om aan te geven dat
de motor wordt voorverwarmd (zie
pagina 46).
2. Draai de sleutel naar stand III, wanneer
het controlelampje uitgaat.
Roetfilter dieselmotor (DPF)
Dieselmodellen zijn mogelijk uitgerust met
een roetfilter, waardoor een nog efficiëntere
uitlaatgasreiniging mogelijk is. Onder normale
rijomstandigheden blijven de roetdeeltjes uit
de uitlaatgassen in het filter achter. Om de
1
Bepaalde markten
roetdeeltjes te verbranden en het filter te legen
wordt een zogeheten regeneratie gestart.
Daarvoor moet de motor de normale bedrijf-
stemperatuur hebben.
Afhankelijk van de rijomstandigheden wordt
het filter om de 300–900 kilometer geregene-
reerd. De regeneratie duurt normaal 10 tot
20 minuten. Gedurende deze tijd kan het
brandstofverbruik ietwat stijgen.
Om de motor tijdens de regeneratie zwaarder
te belasten is het mogelijk dat de achterruit-
verwarming zonder verdere indicatie spontaan
aanslaat.
Regeneratie bij koud weer
Als u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt,
bereikt de motor de normale bedrijfstempera-
tuur niet. Dit betekent dat het roetfilter niet ge-
regenereerd en niet geleegd wordt.
Wanneer het filter voor ca. 80 % met roet-
deeltjes gevuld is, licht het oranje gevaren-
driehoek op het instrumentenpaneel op en
verschijnt de melding
HANDLEIDING
1
mentenpaneel. U start de regeneratie van het
filter door met de auto op een secundaire weg
of op een snelweg te rijden totdat de motor
voldoende op temperatuur is gekomen. Daar-
na rijdt u nog ca. 20 minuten verder. Na af-
loop van de regeneratie verdwijnt de melding
automatisch.
ROETFILTER VOL ZIE
op het display van het instru-