Wielen monteren
– Reinig de contactvlakken op het wiel en de
naaf.
– Breng het wiel aan. Draai de wielbouten
vast.
– Breng de auto zo ver omlaag dat de wielen
niet meer ongehinderd kunnen draaien.
– Draai de wielbouten kruiselings telkens iets
strakker vast. Aanhaalmoment: 140 Nm
(14.0 kpm). Het is belangrijk dat u de bou-
ten met het juiste aanhaalmoment vast-
draait. Controleer het aanhaalmoment dan
ook met een momentsleutel.
– Schroef de krik weer volledig in elkaar,
voordat u deze in de bagageruimte terug-
legt. Bind de krik vervolgens weer vast.
– Controleer of het nieuwe wiel de juiste
bandenspanning heeft.
N.B.
Wielbouten zijn er twee verschillende uit-
voeringen afhankelijk van de vraag of er sta-
len of lichtmetalen velgen op uw auto zitten.
Op de wielbouten van lichtmetalen velgen
zitten losse ringen, terwijl die op de bouten
voor stalen velgen ontbreken.
Let erop dat u de juiste soort bouten gebruikt.
Neem bij twijfel contact op met uw Volvo-
werkplaats.
BELANGRIJK
Als er TPMS op de auto zit, dient u de nieu-
we banden na montage te kalibreren. Lees
"Bandenspanningscontrolesysteem afstel-
len" op pagina 162.
07 Wielen en banden
Wielen verwisselen
07
161