Vergrendeling
Om te vermijden dat het toestel onge-
wenst wordt gebruikt of dat er tijdens
de werking bepaalde instellingen wor-
den gewijzigd, is het toestel voorzien
van een vergrendeling.
Als u de vergrendeling wenst te ge-
bruiken, dient u de instelling eenmalig
te wijzigen (zie rubriek "Programme-
ring").
Als de vergrendeling wordt geactiveerd
terwijl het toestel gebruiksklaar is,
kan het toestel worden in- en uitge-
schakeld, maar niet in gebruik worden
genomen.
Zet u de vergrendelfunctie tijdens de
werking aan, dan kunt u het toestel
nog enkel in beperkte mate bedienen:
– De voorgestelde temperatuur kan en-
kel worden verminderd maar niet ver-
hoogd.
– De ingestelde tijd kan enkel worden
verkort.
– Het toestel kan worden uit- en weer
ingeschakeld, maar er kan geen
werkwijze worden gekozen.
Veiligheidsinstellingen
Zo schakelt u de vergrendeling in:
^ Druk enkele keren op de
werkwijzetoets -, tot 3 streepjes en
het vergrendelingssymbool a in de
werkwijze-/temperatuurindicator ver-
schijnen.
^ Druk op de temperatuurtoets +.
Om aan te geven dat de vergrendeling
geactiveerd is, verschijnt "0-§" in de
werkwijze-/temperatuurindicator als u
iets probeert in te stellen.
Zo schakelt u de vergrendeling uit:
^ Druk enkele keren op de
werkwijzetoets -tot 0-§ en het sym-
bool a in de indicator verschijnen.
^ Druk op de temperatuurtoets -.
De vergrendeling is nu uitgeschakeld.
39