10 SCAN DOORLOOPFUNCTIES
GROEPSSCAN
Voor de groepsscan zijn de 100 conventionele
geheugenkanalen verdeeld in 10 groepen van 10 kanalen elk.
Deze groepen bevatten de volgende geheugenkanalen:
•
00 ~ 09, 10 ~ 19, 20 ~ 29, . . . . 90 ~ 99
De zendontvanger doorloopt bij het groepsscannen alleen die
geheugenkanalen die deel uitmaken van de gekozen groep
en die bovendien frequentiegegevens bevatten.
1 Stel in op een van de conventionele geheugenkanalen.
2 Zet menu-nummer 66 (GRP.SCAN) op AAN.
3 Druk op de [UP] of [DWN] toets op de microfoon om in te
stellen op een geheugenkanaal dat behoort tot de groep
die u met de groepsscan wilt doorlopen.
•
Kies vooral de juiste groep voor u met scannen begint.
Tijdens het scannen kunt u niet van groep veranderen.
4 Regel de squelch bij met de SQL regelaar terwijl er geen
signaal aanwezig is.
•
De squelch moet dicht staan voor u met scannen
begint.
5 Druk op de [SCAN] toets om met scannen te beginnen.
6 Om met scannen te stoppen, drukt u op de [SCAN],
[CLR] of [SEND] toets of op de [PTT] schakelaar van de
microfoon.
OVERSLAAN VAN GEHEUGENKANALEN
(LOCK-OUT)
De geheugenkanalen waarin u niet geïnteresseerd bent, kunt
u bij het scannen overslaan. Ga als volgt te werk voor de
"Lock-out" van een geheugenkanaal dat zal worden
overgeslagen.
1 Druk op de [RX M.CH] toets om in te stellen op op de
geheugen-oproepfunctie.
2 Kies het geheugenkanaal dat u wilt overslaan.
3 Druk op de [CLR] toets.
•
Druk de [CLR] slechts heel even in en laat deze
onmiddellijk weer los, want bij ingedrukt houden
(ongeveer 2 sec.) zal de inhoud van het gekozen
geheugenkanaal worden gewist.
•
Er verschijnt een stip naast het rechter cijfer van het
geheugenkanaalnummer, om aan te geven dat dit
kanaalnummer zal worden overgeslagen.
AGC
AUTO
M.CH
USB
•
Bij meermalen indrukken van de [CLR] toets wordt het
geheugenkanaal beurtelings uitgesloten en weer
opgenomen in de lijst voor het scannen.
N-62
INSTELLEN VAN DE SCAN-SNELHEID
Voor de snelheid voor het scannen kunt u kiezen uit 9
verschillende waarden, met behulp van de RIT/XIT regelaar.
De snelheidswaarde wordt tijdens het scannen in de vorm
"Pn" in het display aangegeven. Hierbij is "n" een cijfer van
1 t/m 9, dat de scan-snelheid aangeeft. Door de RIT/XIT
regelaar naar rechts te draaien vermindert u de snelheid en
door de regelaar naar links te draaien verhoogt u de snelheid.
U kunt de scan-snelheid voor de programma-scanfunctie en
de geheugen-scanfunctie afzonderlijk instellen, op
verschillende waarden, zoals hieronder aangegeven.
De onderstaande tabel geeft de tijd aan die vereist is voor het
scannen van éénen frequentiestap (bij de programma-
scanfunctie) of het scannen van éénen geheugenkanaal (bij
de geheugen-scanfunctie). Als bij het geheugen-scannen
menu-nummer 67 (BSY.STOP) op AAN is gezet, zal de
snelheidswaarde vast zijn ingesteld op 1. Als menu-nummer
67 (BSY.STOP) echter UIT staat, zal de tijd voor elk
geheugenkanaal gelden die hieronder staat aangegeven.
Programma-
Snelheidswaarde
scanfunctie
(Pn)
(sec./ 10 kHz)
n=01
n=02
n=03
n=04
n=05
n=06
n=07
n=08
n=09
1
Met menu-nummer 67 (BSY.STOP) UIT geschakeld.
Programma-scanfunctie:
Tijdens het scannen draait u aan de RIT/XIT regelaar om de
scan-snelheid op de gewenste waarde in te stellen.
Geheugen-scanfunctie:
1 Zet menu-nummer 67 (BSY.STOP) op UIT.
2 Druk op de [SCAN] toets om het geheugen-scannen te
starten.
3 Draai aan de RIT/XIT regelaar om de scan-snelheid op de
gewenste waarde in te stellen.
Geheugen-
scanfunctie
(sec./ kanaal)
0,4
8
1,8
13
3,2
21,3
4,6
34,7
6,0
56,6
7,5
92,2
9,0
150,4
10,5
245,3
12,0
400
1