AUTOMATISCHE ANTENNETUNER
U kunt kiezen of u de ingebouwde antennetuner of een
externe AT-300 antennetuner gebruikt, of beide.
Opmerkingen:
◆
Deze antennetuners zullen niet werken buiten de officieel
voorgeschreven zend-beperkingen voor de amateurbanden.
◆
Als u een externe AT-300 antennetuner aansluit, zal de
ingebouwde antennetuner worden uitgeschakeld wanneer u
instelt op de ANT 1 antenne-aansluiting. De AT-300 kan niet
gebruikt worden op de ANT 2 aansluiting.
◆
Bij de CW afstemming kan de SWR meter wel eens kort een
zeer hoge uitslag te zien geven. Dit wijst niet op onjuiste werking.
◆
Bij gebruik van de Full Break-in CW mode, kan de ingebouwde
antennetuner geheel worden uitgeschakeld of zowel voor zenden
als ontvangst worden ingeschakeld. Ook al is menu-nummer 08
(RX AT) op UIT ingesteld, de ontvangen signalen zullen wel door
de antennetuner passeren. Om het relais van de antennetuner te
beschermen kan de antennetuner niet alleen voor zenden
worden gebruikt.
VOORINSTELLEN VAN BANDEN (ALLEEN VOOR DE
INGEBOUWDE ANTENNETUNER)
Na elke succesvolle afstemsessie legt de voorinstelfunctie de
gegevens voor de stand van de afstemcondensators voor
elke afstemband vast. Dan zal deze functie bij het veranderen
van de frequentie, wanneer de ingebouwde antennetuner
AAN is geschakeld, zorgen dat de stand van de condensators
automatisch wordt bijgesteld, zodat fijnregelen of
herafstemmen niet nodig is. Na het wisselen van afstemband
treedt de voorinstelfunctie automatisch in werking voor de
nieuw gekozen afstemband.
Voor elk van de de 18 antenne-afstembanden (zie de
onderstaande tabel) wordt een afzonderlijk stel gegevens
vastgelegd, evenals voor beide antenne-aansluitingen (ANT 1
en ANT 2). Daarom kan bij overschakelen op de andere
antenne-aansluiting, met een druk op de [ANT] toets, ook de
voorinstel functie in werking treden. Als er nog geen gegevens
bestaan voor een bepaalde combinatie van afstemband en
antenne, dan worden de gegevens voor 50 Ω vastgelegd.
De voorinstelfunctie werkt niet voor het zenden. Ook bij
duplex gebruik, met gescheiden frequenties, zelfs al is menu-
nummer 08 (RX AT) op AAN ingesteld, zal de antennetuner
tijdens ontvangst zijn uitgeschakeld. Het voorinstellen zal te
allen tijde alleen worden verricht voor de zendfrequenties.
VOORINSTELBANDEN VOOR DE INGEBOUWDE
ANTENNETUNER
Afstembereik
Band-
nummer
(in MHz)
1
0,030 ~ 1,85
2
1,85 ~ 2,01
3
2,01 ~ 3,525
4
3,525 ~ 3,575
5
3,575 ~ 3,725
6
3,725 ~ 4,49
7
4,49 ~ 7,03
8
7,03 ~ 7,1
9
7,1 ~ 7,49
De ondergrensfrequentie hoort in alle gevallen bij de
Opmerking:
genoemde band; de bovengrensfrequentie hoort al bij de volgende
band. Zo hoort bijvoorbeeld 14,1 MHz bij band 12, terwijl 14,49 MHz
al bij band 13 hoort (éénen uitzondering hierbij is 30 MHz, behorend
bij band 18).
GEBRUIK VAN DE INGEBOUWDE ANTENNETUNER
Zet het menu-nummer 33 (TUN.WIDE) op "UIT" zodat
Opmerking:
de staande-golf verhouding op
de antennetuner te verminderen. Deze instelling geeft de beste
resultaten.
Afstembereik
Band-
nummer
(in MHz)
10
7,49 ~ 10,49
11
10,49 ~ 14,1
12
14,1 ~ 14,49
13
14,49 ~ 20,99
14
20,99 ~ 21,15
15
21,15 ~ 21,99
16
21,99 ~ 25,49
17
25,49 ~ 29
18
29 ~ 30
1,2:1 komt, om het intern verlies in
≤
7 NUTTIGE VOORZIENINGEN
1 Druk op de [THRU/AUTO] toets.
•
De aanduiding "–AT – TX" licht op. Als menu-nummer
08 (RX AT) op AAN is ingesteld, zal er "–AT–TX RX"
verschijnen, om aan te geven dat de antennetuner
zowel voor zenden als voor ontvangst zal worden
gebruikt. In dit geval worden vóór het afstemmen in
stap 2 de ontvangen signalen verzwakt en de
gevoeligheid van de ontvanger verminderd.
AGC
AUTO
LSB
•
Als de antennetuner zich nog niet heeft aangepast aan
de gekozen frequentie, licht het AT TUNE
afstemlampje op en dan begint de voorinstel-
afstemming. Hierbij verlopen de signalen door de
antennetuner. Als het menu-nummer 08 (RX AT) UIT
staat, zal de antennetuner worden gepasseerd. Het
AT TUNE afstemlampje dooft zodra het voorinstellen
voltooid is. Zolang het voorinstellen wordt verricht zult
u niet kunnen zenden.
•
Als er reeds vooringestelde gegevens bestaan, kan de
volgende stap niet worden uitgevoerd tot de
antennetuner klaar is met de voorinstelling.
2 Druk op de [AT TUNE] toets.
•
Als u de afstemming om enige reden wilt uitschakelen,
drukt u op de [THRU/AUTO] of de [AT TUNE] toets.
•
Als u de voorinstelling wil uitschakelen door indrukken
van de [AT TUNE] toets, zullen de nieuwe gegevens
wel tijdelijk blijven gelden en toegepast worden, maar
niet vastgelegd in plaats van de bstaande gegevens.
Bovendien zullen de nieuwe tijdelijke gegevens
verloren gaan wanneer u van afstemband wisselt. U
kunt terugkeren naar de vooringestelde gegevens door
de [THRU/AUTO] toets eenmaal in de UIT stand en
dan weer in de AAN stand te drukken.
•
Het AT TUNE afstemlampje licht op en blijft branden
terwijl de antennetuner bezig is met afstemmen.
Wanneer het lampje dooft, is de tuner geslaagd in het
aanpassen van de zendontvanger en het
antennesysteem met een staande-golf verhouding die
minder bedraagt dan de waarde die staat ingesteld in
menu-nummer 33 (TUN.WIDE). U kunt de
zendontvanger dan gaan gebruiken.
•
Als de aanpassing binnen de 20 seconden nog niet
lukt, zal er een waarschuwingstoon klinken. U kunt
deze toon en de antenne-afstemming dan
uitschakelen door op de [AT TUNE] toets te drukken.
De waarschuwingstoon kan zowel een drievoudige
pieptoon zijn, als de morse-code "CHECK", afhankelijk
van de geldende instelling voor menu-nummer 37
(WARN.BP).
•
Na elke succesvolle afstemming zullen de voorinstel-
gegevens worden bijgewerkt.
Opmerkingen:
◆
Tijdens ontvangst met menu-nummer 08 (RX AT) "AAN"
geschakeld, op frequenties buiten de amateurbanden, wordt de
gevoeligheid verminderd.
◆
Het is aanbevolen na het wisselen van afstemband eenmaal op
de
[AT TUNE]
toets te drukken om er zeker van te zijn dat de
antennetuner staat afgestemd op een minimale staande-golf
verhouding.
AT TUNE
N-49