Aanwijzingen bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welke Graupner-ontvanger u ook gebruikt, de procedure is steeds dezelfde: Let er op dat de ontvangstantenne
minstens 5cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit
omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo's, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het
model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt
liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande) montage bij één enkele ontvangerantenne in het model het
beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90º ten opzichte van
de eerste antenne worden geplaatst.
De servo-aansluitingen van de Graupner -ontvangers zijn genummerd. De voedingsspanning is via alle
genummerde aansluitingen doorverbonden en kan in principe aan elk van de 6 aansluitingen plaatsvinden.
Eventueel kan via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 parallel aan de stroomvoorziening een servo worden
aangesloten.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger door programmering in het telemetrie-menu worden
veranderd. We adviseren wél om dit via de zender met de optie "ontvanger-uitgang" te doen, zie bladzijde 69/70
resp. 78.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen:
1.
Wikkel de ontvanger in schuimrubber van minimaal 6 mm dikte; maak het schuimrubber vast met een
elastiekje, om de ontvanger te beschermen tegen een crash of een harde landing.
2.
Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed
worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3.
Monteer de servo's op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de
bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u,
hoe een servo gemonteerd dient te worden. de messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule
geschoven. Wanneer de schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevestiging veiligheid
en bescherming tegen trillingen.
bevestigingsflens
schroef
rubbertule
messing holniet
4.
De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo's moeten worden aangesloten, hangt van het modeltype af. Let op de
aansluitschema's op de bladzijden 52/53 en 56. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 3 ... 9.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo's te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.