ONDERHOUDSPROCEDURES
TYPISCH
ACHTERAS
1. Borgbouten
4. Draai de borgmoer van de ket-
tingregelaar los.
5. Op modellen die zijn uitgerust
met een kettingspanner, houdt
u de kettingspanner boven de
ketting om de spanning van de
ketting te verlagen tot de ket-
ting volledig is afgesteld.
6. Regel de ketting af met de ket-
tingregelmoer.
TYPISCH
1. Kettingregelaar
2. Borgmoer kettingregelaar
3. Kettingregelmoer
De doorhang van de aandrijfketting
moet tussen 44 mm naar 57 mm
op en neer liggen.
104
SPELING: 44 mm naar 57 mm
7. Draai de borgmoer van de ket-
tingregelaar aan nadat de ket-
ting is afgeregeld.
8. Draai vervolgens de borgbouten
van de aandrijfas aan tot
69 N•m ± 7 N•m.
9. Op modellen die zijn uitgerust
met een kettingspanner laat u
de kettingspanner terug op de
ketting.
Banden en wielen
Bandenspanning
WAARSCHUWING
De bandenspanning heeft een
grote invloed op de besturing
en stabiliteit van het voertuig.
Bij een lage druk kunnen de
banden leeglopen en op de velg
gaan lopen. Bij overdruk kan de
band springen. Houd u altijd
aan de aanbevolen bandenspan-
ning. Regel de bandenspanning
NOOIT lager dan het minimum.
Anders kan de band loskomen
van de velg. Gebruik altijd een
handpomp, aangezien het ban-
den van het lagedruktype be-
treft.
Controleer de druk wanneer de
banden koud zijn voordat u het
voertuig gaat gebruiken. De banden-
druk verschilt naargelang de tempe-
ratuur en de hoogte. Controleer de
bandenspanning opnieuw wanneer
een van deze factoren verandert.
Om het u gemakkelijk te maken is
in de gereedschapstas een drukme-
ter bijgeleverd.