07_PA LHD Dutch:PA eng 7.qxd
Verwijder de ventieldop. Druk de span-
ningsmeter stevig op het ventiel en lees
de spanning af. Indien de koude
bandspanning overeenkomt met de aan-
bevolen spanning op de bandenspan-
ningstabel is geen verdere correctie
nodig. Indien de spanning te laag is,
voeg lucht toe totdat de geadviseerde
spanning is bereikt.
Ook als de bandenspanning te hoog
moet
dit
gecorrigeerd
Wees er zeker van dat de ventieldoppen-
weer op de ventielen worden gedraaid
om vervuiling van het binnenventiel te
voorkomen.
11/22/2010
3:54 PM
Page 37
WAARSCHUWING
• Inspecteer uw banden regelmatig
op juiste spanning en op slijtage
en schade. Gebruik altijd een
bandspanningsmeter.
• Banden met te veel of te weinig
spanning slijten onregelmatig en
leiden tot minder stuurcomfort ,
dus veiligheid met als gevolg een
worden.
grotere kans op een ongeval. De
aanbevolen bandspanning voor
het voertuig is vermeld in de
hand-leiding en op de ban-
denspanningstabel in de auto.
• Vervang banden die versleten
zijn, ongelijkmatige slijtage verto-
nen of beschadigd zijn.
• Denk eraan om regelmatig de
bandenspanning van te control-
eren inclusief de reserveband
G200400AUN
Bandrotatie
Om profielslijtage vlak te maken is het
aanbevolen dat de banden iedere 20.000
km of eerder worden gewisseld van voor
naar achter. Controleer voor de wisseling
de bandvelg combinatie op onbalans.
Controleer tijdens het wisselen de ban-
den ook op ongelijkmatige slijtage en
schade. Abnormale slijtage wordt vaak
veroorzaakt door onjuiste bandspanning,
wieluitlijning, onbalans in de wielen, hard
remmen of het snel nemen van bochten.
Let op knobbels of uitpuilingen in het
profiel of zijkant van de band. Vervang de
band indien noodzakelijk. Vervang de
band als weefsel of koordlagen zichtbaar
zijn. Corrigeer na het wisselen van de
wielen de bandenspanning en let op dat
de wielbouten met het juiste aanhaalmo-
ment zijn vastgezet..
Raadpleeg "Banden en wielen" sectie 9.
.
Onderhoud
7
37