04A_PA LHD Dutch:PA eng 4-51.qxd
Kenmerken van uw voertuig
D190600AUN
Richtingaanwijzer signalen
Het contact moet op de stand AAN zijn
geschakeld om de richtingaanwijzers te
laten functioneren. Om de richtingaanwi-
jzer in te schakelen moet de hendel naar
boven of beneden (A) worden gezet.
Groene pijl indicatoren op het instru-
mentenpaneel geven aan welke richtin-
gaanwijzer werkt. De schakelaar komt
terug als een bocht is voltooid. Indien de
richtingaanwijzerverlichting aan blijft na
de bocht, moet deze handmatig worden
terug gezet.
4
50
11/22/2010
3:29 PM
Page 50
Een baanwisseling aan geven, kan door
de
richtingaanwijzerschakelaar
weing omhoog (of omlaag) te duwen en
in deze positie (B) te houden. De hendel
keert terug naar de neutraalpositie bij het
loslaten.
Indien een indicator aan blijft en niet
knippert of het afwijkende snelheid knip-
pert kan een van de lampen defect brand
zijn en moet deze worden vervangen.
✽ AANDACHT
OPA041065
Indien een indicator een afwijkende
knipperfrequentie heeft of continu blijft
branden , kan een lamp defect zijn of
een slechte elektrische verbinding in het
circuit hebben.
een
D190700APA
Voor mistlicht (indien hiermee uit-
gerust)
Mistlichten worden gebruikt om het zicht
te verbeteren bij mist, regen of sneeuw
enz. De mistlichten kunnen worden aan
geschakeld met de mistlampschakelaar
nadat het contact wordt aangezet en het
parkeer / stadslicht is ingeschakeld. Om
de mistlichten uit de doen, druk nog-
maals op de schakelaar.
VOORZICHTIG
Wanneer in werking, gebruiken
mistlichten veel elektrische vermo-
gen. Gebruik de mistlichten alleen
wanneer het zicht slecht is. Let ook
op de wettelijke voorschriften.
OPA047066