De thoraxcompressies bij de cardiopulmonaire reanimatie kunnen
in de modus CPR CCSV handmatig of door automatische
thoraxcompressie-apparaten worden uitgevoerd. Standaard start
CCSV in de instelling voor handmatige thoraxcompressie met
triggerniveau 2. Door de omschakeling naar automatische
thoraxcompressie worden het triggergedrag en het alarmgedrag
aangepast en de gekleurde waardering op het frequentiedisplay
gedeactiveerd. He triggerniveau wordt op 3 gezet.
Wanneer u in de modus CPR CCSV langere tijd geen hartmassage
uitvoert, schakelt het apparaat na een in het operatormenu
vooringestelde tijd naar een IPPV back-upbeademing. Zodra u
doorgaat met de hartmassage, schakelt het apparaat terug naar de
CCSV-beademing.
7.4.2 RSI-modus
Gevaar voor letsel door gedeactiveerde alarmen in de extra
functies CPR en RSI!
Door deactivering in het operatormenu worden in de extra
functies CPR en RSI geen alarmen voor flow- en CO
gegeven. Dit kan de patiënt letsel toebrengen.
Informeer de gebruiker, wanneer de alarmen in de extra
functies CPR en RSI werden gedeactiveerd.
Observeer bij beademing in de extra functies CPR en RSI de
alarmgrenswaarden.
Beschrijving
Afkorting
Lange vorm
Soort
Voorwaarde
Beademingsparameters
Navigatieknop links
Navigatieknop midden
Navigatieknop rechts
7 Beschrijving van de modi
RSI
Rapid Sequence Induction
Volumegecontroleerd
Geen
Vt (alleen bij RSI Handmatig)
-
•
Noodgevalmodus
•
RSI-modus
•
pMax
MEDUMAT Standard
-bewaking
2
2
NL
171