7 Beschrijving van de modi
De CPR-modus ondersteunt u bij de cardiopulmonaire reanimatie
volgens de richtlijnen voor reanimatie
(zie "4.7 Patiënt
beademen", pagina
71). Daarbij maakt de CPR-modus
onderscheid tussen een modus CPR Handmatig voor de 30:2 en
15:2 beademing en een continue modus CPR IPPV voor de
continue hartmassage. Bij vrijgeschakelde optie CCSV is bovendien
de continue modus CPR CCSV beschikbaar. Tussen de
afzonderlijke modi kan als volgt heen en weer worden gewisseld
(zie "4.7.12 Binnen de CPR-modus de beademingsmodus
wisselen", pagina
90):
CCSV
IPPV
B
2
MEDUMAT Standard
laat een metronoomgeluid horen dat de
frequentie van de hartmassage in het algoritme 15:2, 30:2 of
continu vastlegt. Bij het kiezen van de patiëntengroep Zuigeling of
Kind laat de metronoom in de modus CPR Handmatig automatisch
de tonen in de frequentie 15:2 horen. Bij het kiezen van de
patiëntengroep Volwassene is een frequentie van 30:2 in de
modus CPR Handmatig te horen. De metronoom kan in het
operatormenu worden gedeactiveerd. Terwijl de metronoom is
geactiveerd, zijn de alarmen in de CPR-modus via een alternatieve
alarmmelder te horen.
Bij de start van de CPR-modus wordt Air Mix automatisch
uitgeschakeld om een beademing met 100 % zuurstof te
garanderen. In de modi CPR Handmatig en CPR CCSV kunt u
Air Mix niet activeren. In de modus CPR IPPV kunt u Air Mix
activeren. Bij het verlaten van de CPR-modus blijft de Air Mix-
instelling behouden.
Na het verlaten van de CPR-modus gaat het apparaat altijd naar de
modus IPPV. Bij geactiveerde optie Capnografie kunt u in de CPR-
modus een manometer- of een curveweergave instellen
(zie
"6.3.8 Voorinstellingen patiënt", pagina
137).
2
MEDUMAT Standard
NL
169