7 Beschrijving van de modi
170
NL
MEDUMAT Standard
In de modus CPR Handmatig kunnen afzonderlijke ademteugen
handmatig via de MEDUtrigger worden toegediend. Deze modus
wordt bij de start van de reanimatie gebruikt bij een niet
verzekerde luchtweg. In de modus CPR Handmatig worden de
algoritmen 15:2 en 30:2 ondersteund. In deze algoritmen zijn
telkens 15 of 30 metronoomslagen te horen waarvan de laatste
5 tonen een toenemende toonfrequentie hebben en zo de
beademingsfase aankondigen. In de beademingsfase dient u de
beademingsslagen handmatig via de MEDUtrigger toe. De I:E-
verhouding ligt daarbij altijd bij 1:1. De ingestelde maximale
beademingsdruk (pMax) garandeert de veiligheid van de patiënt.
De continue modus CPR IPPV is bestemd voor de beademing
onder hartmassage na een gezekerde luchtweg en komt overeen
met een aangepaste IPPV beademing.
Tijdens de analyse van de defibrillator kunt u de continue
beademing op pauze zetten, om artefacten tijdens de analyse van
de defibrillator te vermijden.
De beademingsmodus CPR CCSV dient voor de continue
beademing bij geïntubeerde patiënten synchroon met de
thoraxcompressie
(zie "7.3.11 CCSV-modus", pagina
Om een effectieve therapie in de modus CPR CCSV te garanderen,
moeten de trigger en de PEEP passend bij de patiënt worden
ingesteld. U kunt de trigger van niveau 1 (zeer gevoelig) tot
niveau 5 (ongevoelig voor autotrigger) instellen, d.w.z. een
verlaging van het triggerniveau zorgt ervoor dat de hartmassage
gemakkelijker door het apparaat kan worden herkend. De PEEP
kan in de modus CPR CCSV door de exploitant worden
vooringesteld. Standaard staat de instelling op 3 mbar. De PEEP
dient er in de modus CPR CCSV voor om het triggeren bij
patiënten met een geringe functionele residuale capaciteit (bijv.
door adipositas) te verbeteren.
2
166).