5. Selecteer op de sturende ketel de juiste CV instelling
Parameter: Menu - Settings – Ketel settings - Ketel parameters - Parameter 1 (CV mode)
CH mode 0 – CV met alleen kamerthermostaat
CH mode 1 – CV met stooklijn op de buitentemperatuur en kamerthermostaat.
CH mode 2 – CV met volledige weerscompensatie en stooklijn
CH mode 3 – CV met constante circulatie en permanente warmtevraag.
CH mode 4 – CV met setpoint instelling door een analoog ingangs signaal (0-10V)
(CH mode 5 – CV met analoge (0-10V) regeling van het brander vermogen is bij cascade niet mogelijk)
6.
Verbind de benodigde sensoren met (alleen) de sturende ketel
WW-temperatuur sensor (verplicht voor DHW mode 1) op Laagspanningsconnectoren 5 en 6.
Aanleg/Systeem temperatuur sensor (verplicht) op Laagspanningsconnectoren 3 en 4.
Doorverbinden thermostaat (verplicht voor CH mode 4) op Laagspanningsconnectoren 12 en 13.
7.
Deactiveer de ontluchtings cyclus van de sturende ketel nadat de ketel en het systeem voldoende
ontlucht zijn
Parameter: Menu - Instellingen – Ketel Instellingen - Ketel parameters - Parameter 139 (Ontluchting ac-
tief/Dair actief)
Op sturende ketel op NEE zetten.
15.3 Module cascade communicatie-instellingen.
Om het systeem als cascade te laten werken, moeten de communicatiebussen parallel aan elkaar worden aan-
gesloten. De sturende ketel gebruikt AL-bus-aansluiting 20-21 voor de cascade. Zie § 11.4 toelichting op de laag-
spanning aansluitingen voor details.
Het is belangrijk dat de spanning op de aansluitklemmen 10-11 op alle afhankelijke ketels wordt uitgeschakeld
(naar de UIT-positie). Zie hiervoor de volgende pagina.
Alle ketels in het cascadesysteem moeten een uniek adres krijgen (zie ook § 15.2.1 "De cascadeparameters
instellingen").
Voor de ingebruikname van een cascade-installatie moeten een aantal parameters worden gewijzigd.
Deze parameters kunnen direct op de ketel zelf worden geprogrammeerd.
15.3.1
H
ET KETELADRES INSTELLEN
Het cascade brander adres (parameter 184) moet worden ingesteld op 'Managing' op de
sturende ketel.
De depending (afhankelijke) ketel adressen (parameter 184) moeten op iedere afhankelijke
LET OP
ketel worden ingesteld in een logische genummerde volgorde vanaf 2: Dep. 2, Dep. 3 enz.
Het totale aantal ketels in de cascade moet worden opgeslagen in parameter 147 op de sturende ketel.
Wanneer het aantal ketels is ingesteld op 4, zijn de eerste drie afhankelijke brander automaten naar verwach-
ting beschikbaar voor de cascade. In dit geval moeten de afhankelijke adressen 2, 3 en 4 worden geselec-
teerd. Wanneer één van deze drie niet aanwezig is op de communicatie bus, detecteert de besturing het verlies
van een afhankelijke besturing en genereert de waarschuwing: Comm. verloren met module.
96
Wijzigingen in de parameters mogen alleen worden uitge-
voerd door een deskundige monteur, die een specifieke
training heeft gehad voor het instellen van de CB-reeks
WAAR-
ketels. Hij kan controleren of de installatie correct functio-
SCHUWING
neert nadat de parameterwijziging is voltooid.
Parameters voor cascaderegeling zijn te vinden in het
menu
het menu Ketelinstellingen bevindt.
LET OP
Parameters in het menu
gen
moeten niet worden gebruikt.
.
Adres regels
E93.1607.900.A CB CH handleiding
Module cascade instellingen
Ketel cascade instellin-
, dat zich in