Ventilator
Wanneer de ventilatorbladen vervuild en vies zijn, reinigt u deze voorzichtig met een zachte borstel. Let op: ge-
bruik niet te veel kracht op de bladen, anders is de ventilator mogelijk uit balans en loopt deze onregelmatig,
waardoor geluiden en ventilatorstoringen ontstaan. Controleer de ventilator ook op eventuele waterschade. Bij
twijfel altijd de ventilator vervangen.
Sifon
Demonteer de sifon en reinig elk deel ervan. Controleer de sifonaansluiting van de warmtewisselaar op blokkering
of vervuiling en maak deze schoon (indien nodig). Controleer de werking van de sifon door schoon leidingwater
in de verbrandingskamer van de ketel te gieten (wanneer de branderdeur is verwijderd). Dit water loopt uit de
warmtewisselaar door sifon. Opmerking: maak de isolatie van de achterwand niet nat.
Warmtewisselaar en ketelverbrandingskamer
Controleer na het verwijderen van de brander eenheid of er rommel of vuil in de warmtewisselaar zit. De windin-
gen van de warmtewisselaar kunnen worden gereinigd met een niet-metalen borstel. Hierna kan vuil en stof
worden verwijderd met een stofzuiger en door de verbrandingskamer van de ketel te spoelen met water. Stel de
hittebestendige isolatie achter in de verbrandingskamer nooit bloot aan water of vocht. Vergeet niet om de con-
dens afvoer nogmaals te reinigen.
Gas-/luchtverhouding
Controleer bij elke servicecontrole en/of onderhoud van de ketel altijd de gas-/lucht-verhouding door het O
percentage (rookgas) te meten bij de maximale en minimale belasting van de ketel. Stel de gasklep indien nodig
opnieuw af. Zie voor informatie hoofdstuk "In bedrijf stellen van de ketel", hoofdstuk 18.
Pomp (los van de ketel geleverd)
Controleer de elektrische onderdelen en de motor van de pomp op een correcte werking. De pomp moet vol-
doende waterdoorstroming genereren door de warmtewisselaar van de ketel. Wanneer de pomp geluid produ-
ceert, langer dan vijf jaar operationeel is of tekenen van waterlekkage heeft, wordt het aanbevolen de pomp als
voorzorgsmaatregel te vervangen.
Bij het monteren van het onderste deel van de condensaat sifon, vóór het in werking
stellen van de ketel en/of na onderhoud, moet de condensaat sifon ALTIJD volledig met
water worden gevuld.
Dit is een veiligheidsmaatregel: het water in de condensaat sifon houdt de rook-
gassen via de condensaatafvoer uit de warmtewisselaar.
De sifon moet altijd tot de rand
met water worden gevuld voordat
u hem terugplaatst op het toestel.
E93.1607.900.A CB CH handleiding
/ CO
-
2
2
115