23.6 Motiefgerelateerde parameters
De motief-methode is een Franse standaard voor het evalueren van oppervlakteruwheid.
Deze methode is in 1996 aangenomen als ISO-norm (ISO12085-1996).
Normaal gesproken wordt het evaluatieprofiel vervormd wanneer golfsegmenten uit een
evaluatieprofiel worden verwijderd. Deze methode is ontworpen om golvingen te verwijderen
zonder vervorming te veroorzaken.
Met deze methode wordt een evaluatieprofiel opgedeeld in eenheden die "motieven" worden
genoemd. Deze zijn gebaseerd op de golflengte van een component die moet worden
verwijderd. Parameters waarmee het profiel wordt geëvalueerd worden berekend vanuit elk
motief. Dit hoofdstuk legt in het kort uit hoe u de motiefparameters kunt verkrijgen.
23.6.1
Hoe ruwheidsmotieven verkrijgen
Gebruik de volgende procedure om de ruwheidsmotieven te verkrijgen.
1.
2.
Nr. 99MBB465N
Om te voorkomen dat kleine hobbels de procedure beïnvloeden moet u de
minimale hoogte (Hmin) bepalen die wordt gebruikt om pieken te bepalen.
Verdeel de evaluatiegegevens in segmenten die de helft van de maximale
ruwheidsmotieflengte, A, zijn. Bepaal voor elk segment de afstand tussen het
maximale punt en het minimale punt en stel de minimale hoogte in op 5% van het
gemiddelde van deze afstanden.
h
1
Minimale hoogte voor het bepalen van een piek
%
1
min = 0.05 ×
, ℎ
"#$
n: aantal segmenten
Verkrijg alle pieken en dalen voor de gehele evaluatielengte.
Pieken worden gedefinieerd als het hoogste punt tussen twee dalen waarvan de
hoogte Hmin of hoger is. Dalen zijn het laagste punt tussen twee pieken. Deze
pieken en dalen worden gebruikt voor de volledige evaluatielengte.
P
H
min
V
23. REFERENTIE-INFORMATIE
A/2
P
P
P
V
V
V
Piek, dal
h
n
P: Piek
V: Dal
23-39