4.2.2
De horizontale positionering uitvoeren
Beweeg de aandrijfeenheid handmatig om de horizontale positie te bepalen voor
de aanpassing van de meetstartpositie.
De aandrijfeenheid kan handmatig worden verplaatst op het scherm voor de bediening
van de aandrijfeenheid.
Tik op de knop volgens de richting en afstand voor het verplaatsen van de detector.
De bewegingssnelheid verschilt naargelang de grootte van de knop waarop u drukt.
De detector beweegt het snelst met de grootste knop. Wanneer u op kleinere knoppen
tikt, beweegt de detector langzamer.
Door op
Door op
verplaatst.
4.2.3
Voer de nulafstelling uit
De nulafstellingsfunctie stelt de huidige tasterpositie in op het nulpunt voor metingen
wanneer er een kleine verplaatsing is (een fout binnen ± 90 μm/± 3543,307 μinch) van
de taster op de detector.
■ Procedure voor de nulafstelling
De nulafstelling kan worden uitgevoerd op het scherm voor de bediening van
de aandrijfeenheid.
Wanneer de nulafstelling is uitgevoerd, worden metingen en berekeningen uitgevoerd
in de SJ-410 met de huidige tasterpositie ingesteld op het nulpunt.
Het toegestane bereik van de nulafstelling ligt binnen ± 90 μm (± 3543,307 μinch). Er treedt
een fout op als de nulafstelling wordt uitgevoerd wanneer de taster zich buiten het bereik
van ± 90 μm bevindt (± 3543,307 μinch). Voer in dit geval opnieuw de verticale afstelling uit
om de taster binnen het bereik van ± 90 μm te positioneren (± 3543,307 μinch).
NL. 99MBB465N
te tikken wordt de detector naar de beginpositie verplaatst.
te tikken wordt de detector in de omgekeerde richting van de beginpositie
4. MEETPROCES
Knop voor handmatige
herpositionering
Nulafstelling
4-3