3
Als de detector niet evenwijdig loopt aan het gemeten oppervlak, draait u de schroef (M4)
los waarmee de aandrijfeenheid vastzit aan de hoogte-/kantelafsteleenheid. Stel
de detector zo in dat deze parallel loopt met het gemeten oppervlak en maak
de aandrijfeenheid vervolgens opnieuw vast.
Als de detector niet evenwijdig loopt aan het gemeten oppervlak, draait u aan
de hoogte/kantelverstelling op de hoogte-/kantelafsteleenheid om de detector aan te passen.
Als de detector niet evenwijdig loopt aan het gemeten oppervlak, draait u aan
de hoogte/kantelverstelling op de hoogte-/kantelafsteleenheid om de detector aan te passen.
4
■ Meter van meetbare positie
Wanneer de detector is bevestigd aan de aandrijf-/detectoreenheid, is het mogelijk
om te controleren of de detector zich al dan niet in de meetbare positie op het
startscherm bevindt.
Meter van meetbare positie
NL. 99MBB465N
Controleer of de taster goed contact maakt met het gemeten oppervlak.
Controleer ook of de detector evenwijdig is aan het gemeten oppervlak.
•
Vooraanzicht van detector
Detector
Gemeten
oppervlak
•
Zijaanzicht van detector (zonder glijschoen)
Detecteren
Gemeten
oppervlak
•
Zijaanzicht van de detector (met bevestigde glijschoen)
Detector
Gemeten
oppervlak
Wanneer de meting wordt gestart op een willekeurige positie, past u de meetbeginpositie
aan door de aandrijfeenheid vanaf het scherm voor de bediening van de aandrijfeenheid
te bewegen.
90°
Startscherm
4. MEETPROCES
4-13