Instellingen en effecten
Sterkte
Scherpte
Details*
Drempel*
Contrast
Verzadiging
Kleurtoon
* 1: Geeft de dikte van de rand aan waarop de verbetering van toepassing is. Hoe kleiner het getal,
hoe fijner de contouren die kunnen worden benadrukt.
* 2: Contrastdrempel tussen de randen en de omringende beeldgebieden, die bepalend is voor de
randverbetering. Hoe kleiner het getal, hoe meer de contouren zullen worden benadrukt wanneer
het verschil in contrast laag is. Ruis is echter meer zichtbaar wanneer het getal kleiner is.
Opmerking
Voor video-opnamen worden de instellingen [
weergegeven in [
Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren kunt u de
standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
Als u opnamen wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u eerst de
aangepaste beeldstijl en maakt u vervolgens de opnamen.
0: Zwak benadrukken van de
contouren
1: Fijn
1
1: Laag
2
-4: Laag contrast
-4: Lage verzadiging
-4: Roodachtige huidtint
Scherpte] en kunnen ze niet worden ingesteld.
7: Sterk benadrukken van de
contouren
5: Korrelig
5: Hoog
+4: Hoog contrast
+4: Hoge verzadiging
+4: Geelachtige huidtint
Details] en [
243
Drempel] niet