WAARSCHUWINGSLAMPJES
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
A
Instrumentenpaneel A: U kunt de licht-
sterkte regelen via de boordcomputer.
©
Waarschuwingslampje
nodig voorzichtig direct naar een merk-
dealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto be-
schadigd wordt.
1.34
(1/4)
L
Waarschuwingslampje brand-
stofpeil
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes. Als
het gaat branden tijdens het rijden met een
geluidssignaal: ga zo snel mogelijk tanken.
å
Waarschuwingslampje airbag
Dit gaat branden bij het aanzetten
van het contact, en dooft na enkele secon-
des.
Als het blijft branden of oplicht bij draaiende
motor, geeft dit een defect in het systeem
aan.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Het
®
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
: Het is
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
waarschuwingslampje
dwingt u, voor uw
?
Controlelampje overschakelen
Het oplichten van dit controle-
lampje geeft aan dat u naar een hogere ver-
snelling moet overschakelen.
NB: het toerental van de motor waarbij het
controlelampje knippert kan variëren naar-
gelang bepaalde omstandigheden (tempe-
ratuur van de motor, enz.).
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.