THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING
3
13
12
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Door op de toets 3 te drukken, schakelt u de
automatische werkstand uit: AUTO op het
display 5 dooft en AC OFF licht op.
NB.: met het inschakelen van de "helder
zicht" functie komt de airconditioning auto-
matisch in werking (controlelampje brandt).
Om de automatische werkstand weer in te
schakelen, drukt u op de toets 4.
3.16
(5/6)
4
5
6
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
Door op de toetsen 6 en 8 te drukken, scha-
kelt u de automatische werkstand uit.
U kunt met deze toetsen de ventilateur snel-
ler en langzamer laten draaien.
Ontdooien-verwarmen van
8
de achterruit en/of van de
buitenspiegels
Druk op de toets 12, het controlelampje 13
brandt.
Hiermee worden de achterruit en/of de bo-
venste spiegels van de buitenspiegels elek-
trisch verwarmd.
Om deze functie uit te schakelen, drukt
u opnieuw op de toets 12. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
In de automatische werkstand begint de
ventilatie niet onmiddellijk op de maxi-
male snelheid: deze wordt geleidelijk
verhoogd tot de motor voldoende op
temperatuur is gekomen om het interieur
te verwarmen. Deze opwarmfase kan
variëren van enkele secondes tot een
paar minuten.