KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: controleer voordat u
een kinderzitje op de plaats van de voorpassagier installeert, of de airbag wel is
uitgeschakeld (raadpleeg de paragraaf "Kinderveiligheid: uitschakelen, inschake-
len van de passagiersairbag voorin" in hoofdstuk 1).
Het vervoeren van een kleiner dan 135 cm op de zitplaats voorin is toegelaten mits de
airbag is gedeactiveerd en een geschikt bevestigingsmiddel wordt gebruikt. Als het groter
is, moet de airbag actief blijven.
1.24
(1/3)
Op zitplaats voorin
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
– schuif de stoel zo ver mogelijk naar
achteren;
– zet de zitting, indien mogelijk, zo ver
mogelijk omhoog;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°).
Wijzig deze afstellingen niet meer na het in-
stalleren van het kinderzitje.
Controleer of het kinderzitje,
door het installeren ervan in de
auto, niet loskomt van het on-
derstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.