f) Dualrate-/exponentiële instelling „Dual rate/exp."
De dualrate-functie:
Met behulp van de dualrate-functie kunnen de servouitslagen van kanalen 1, 2 en 4 door het indrukken van de
vliegtoestandsschakelaar worden verminderd. Dit kan worden gedaan, om een model, dat bij volle uitslag te agressief
reageert, snel en eenvoudig te ontscherpen. Speciaal voor beginners zijn modellen met een licht gereduceerde roe-
ruitslag wezenlijk eenvoudiger te beheersen.
Bij de eerste vlucht van een nieuw model, waarbij men niet precies weet, hoe sterk her op de stuurbevelen reageert,
resp. waarbij er geen informatie is van de fabrikant, bleek het zeer nuttig de uitslagen in vlucht te kunnen reduceren.
De exponentiële functie:
In tegenstelling tot bij de dualrate-functie worden bij de exponentiële functie de einduitslagen van de servo's niet ver-
kleind. De exponentiële functie reageert alleen in het middelste deel van de stuurcurve. In de praktijk betekent dit, dat
de reactie op de stuurknuppel dan niet meer lineair verloopt, maar een curve vormt. Als de bochtenvorm in het midden
wordt afgevlakt, reageert het model fijngevoeliger op de stuurbevelen in het middelste bereik van de stuurknuppels.
Dit is nodig wanneer grote roeruitslagen voor extreem acrobatisch vliegen werden ingesteld.
Instellen van de dualrate-/exponentiële functie:
• Schakel de zender in en roep het functie-instelmenu op.
• Beweeg met behulp van beide toetsen „UP" of „DOWN" de
cursorpijl naar het menupunt „Dual rate/exp.".
• Druk kort op de toets „OK" om het menupunt te activeren.
Op het scherm verschijnen de weergaven voor de dualrate- en
exponentiële functies voor kanaal 1. Tegelijk worden een stu-
urcurvendiagram en de vliegtoestand „Normal" (de schakelaar
„SWA" moet zich daarvoor in de voorste positie bevinden)
weergegeven.
In de vliegtoestand „Normal" worden de verminderde en in de
vliegtoestand „Sport" worden de grotere roeruitslagen inge-
steld.
• Door de toetsen „UP" of „DOWN" in te drukken kan het kanaal
worden gekozen, waarbij de dualrate- en exponentiële waar-
den voor de vliegtoestand „Normal" moeten worden inge-
steld.
• Bij het indrukken van de toets „OK" springt de cursorpijl naar
de dualrate-instelwaarde.
• Door de toetsen „UP" of „DOWN" in te drukken kan de ver-
minderde servo-uitslag worden ingesteld. Overeenkomstig de
instellingen wijzigt de schuine stand van de stuurcurve.
• Bij het opnieuw kortstondig indrukken van de toets „OK"
springt de cursorpijl naar de exponentiële instelwaarde. Als de
toets „OK" wordt ingedrukt en ingedrukt gehouden, worden de
fabrieksparameters opgeroepen.
Afbeelding 40a
45