b) Zender inschakelen
Nadat u vier nieuwe batterijen hebt geplaatst, controleert u de positie van de tuimelschakelaar. Alle schakelaars
moeten zich in de voorste positie bevinden.
De stuurknuppel voor hoogteroer-/nick- en rolroer-/rollfunctie (zie afbeelding 1, pos. 7) moeten zich in de middelste
stand bevinden. De stuurknuppel voor de richtingsroer-/heck- en gas-/pitchfunctie (zie afbeelding 1 pos. 17) moet zich
eveneens in de middelste stand bevinden of moet in de onderste stand (motor uit-positie) worden geschoven.
Nu kunt u de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afb. 1, positie 11) inschakelen.
Eerst weerklinken er drie geluidssignalen in stijgende toon en op het verlichte scherm verschijnt de bedrijfsweergave
met het huidig ingesteld model.
De achtergrondverlichting wordt ca. 20 seconden na het inschakelen resp. na het indrukken van de laatste toets
automatisch uitgeschakeld. Als bij een ingeschakelde installatie binnen de 60 s geen bedienelement wordt ingedrukt,
geeft de installatie korte geluidssignalen als waarschuwing weer.
Het bedrijfsscherm bestaat uit de volgende elementen:
1 Fabrikantenlogo
2 Digitale codering
3 Geheugenruimteweergave
4 Modelnaamweergave
5 Gas-/pitch-trimmingsindicator (bij modus II)*
6 Richtingsroer-/hek-trimmingsindicator (bij
modus II)*
7 Rolroer-/roltrimmingsindicator (bij modus II)*
8 Hoogteroer-/nick-trimmingsindicator (bij
modus II)*
9 Batterijsymbool voor zender-spanningsver-
zorging
10 Batterijsymbool voor ontvanger-spannings-
verzorging
11 Modeltypegrafiek
12 Indicator van de ontvangerspanning
13 Indicator van de zenderspanning
14 Indicator van de foutief overgedragen zender-
gegevens
*
Meer info over de mode-instelling vindt u in het systeeminstelmenu onder het menupunt stuurknuppelconfiguratie
„Sticks mode".
De bedrijfsindicator in afbeelding 4 verschijnt alleen volledig wanneer de ontvangerinstallatie in bedrijf is.
Anders worden vb. de waarden voor de ontvangerspanning of signaalkwaliteit niet weergegeven.
Afbeelding 4
11