Als een van de vier tuimelschakelaars (zie afbeelding
1, pos. 4, 5, 19 en 20) zich niet in de voorste en de
stuurknuppel voor de gas-/pitchfunctie zich niet in de
onderste positie bevindt, weerklinkt er bij het inscha-
kelen waarschuwingssignalen en een overeenkomstig
bericht wordt op het scherm weergegeven.
In dit geval moeten de betrokken schakelaars en de
stuurknuppel in de nodige positie worden geplaatst.
Afbeelding 5
Het scherm schakelt dan naar de bedrijfsweergave
om en de waarschuwingssignalen doven uit.
Belangrijk!
Als er niet meer genoeg stroom is voor de juiste werking van de zender, zal bij een spanning onder de
4,2 V het batterijsymbool knipperen en geeft de zender regelmatig een akoestisch waarschuwingssignaal.
Het gebruik van het model moet dan worden stopgezet.
Wanneer de spanning onder de 4,0 V daalt, geeft de zender ononderbroken alarmsignalen. In dit geval moet
het gebruik van het model zo snel mogelijk worden stopgezet, aangezien het model anders verloren dreigt
te gaan!
Om de zender verder te gebruiken moeten nieuwe batterijen worden geplaatst.
12