e) Grondtrimming „Subtrim"
Zoals reeds bij de montage van de servo aangegeven, moet de servohendels altijd in een hoek van 90° tot de stuur-
stangen staan (zie afbeelding 13). De trimweergaven op de zender (zie afbeelding 4, pos. 5 - 8) moeten daarbij in de
middelste stand staan. Alleen zo is later tijdens het vliegen met behulp van de trimtoetsen (zie afbeelding 1, pos. 6, 8,
16 en 18) een natrimming in beide richtingen mogelijk.
Vaak is echter de vertanding aan de sevohendels zodanig grof dat een precieze hoek van 90° niet kan worden inge-
steld (zie afbeelding 13). Omwille van deze reden kan met behulp van de grondtrimming de correcte middelste stand
van de servo-arm worden ingesteld zonder dat daarbij de trimtoetsen moeten worden verzet.
Belangrijk!
Voor u de grondtrimming instelt, controleert u aan de hand van de bedrijfsweergave, of de vier trimweerga-
ven in het midden zijn ingesteld.
Instellen van de grondtrimming:
• Schakel de zender in en roep het functie-instelmenu op.
• Beweeg met behulp van beide toetsen „UP" of „DOWN" de
cursorpijl naar het menupunt „Subtrim".
• Druk kort op de toets „OK" om het menupunt te activeren.
Op het scherm verschijnen de weergaven voor de zes stuur-
functies met telkens de huidig ingestelde trimwaarden.
• Door de toetsen „UP" of „DOWN" in te drukken kan de
grondtrimming voor kanaal 1 nu worden geselecteerd.
• Bij kortstondig activeren van de toets „OK" springt de cursorpijl
naar kanaal 2. Als de toets „OK" wordt ingedrukt en ingedrukt
gehouden, worden de fabrieksparameters opgeroepen.
• Door de toetsen „UP" of „DOWN" in te drukken kan de
grondtrimming voor kanaal 2 nu worden geselecteerd.
• Herhaal deze procedure tot u aan alle zes de kanalen de ge-
wenste grondtrimming hebt ingesteld.
• Houd de toets „CANCEL" langer ingedrukt om de instellingen
op te slaan. Op het scherm wordt aansluitend opnieuw het
functie-instelmenu weergegeven.
• Druk op de toets „CANCEL" tot u opnieuw op de bedrijfsweer-
gave komt.
44
Afbeelding 39