d) Montage van de servo
De montage van een servo (1) is altijd afhankelijk van het betref-
fende model. Uitvoerige informatie hierover kunt u vinden in de
bij het model geleverde documentatie.
In principe dient u echter te proberen de servo´s tegen trillingen
gedempt vast te schroeven. Daartoe worden met de servo's in
de regel rubberen tules (2) met metalen bussen (3) meegele-
verd.
Bij zwaar lopende besturingen kunnen de servo's niet naar de
vereiste positie gaan. Ze verbruiken daardoor onnodig stroom
en het model gaat een onzuiver stuurgedrag vertonen.
De besturingen moeten daarom zo makkelijk mogelijk werken
zonder daarbij speling in de lagers of afbuigingen te vertonen.
Voor u de servohendel monteert, neemt u de zender en ver-
volgens de ontvanger in bedrijf en controleert u de correcte
middelste stand van de trimming aan de afstandsbedienings-
zender (zie volgend hoofdstuk).
Monteer de servo-hefbomen dan steeds in een hoek van 90° ten
opzichte van de stuurstangen (zie afbeelding 9, schets A).
Bij een schuin ten opzichte van de stuurstang staande servo-
hefboom (zie afbeelding 9, schets B) zullen de stuurwegen in
beide richtingen niet even groot zijn.
Een lichte mechansiche schuine stand die door de vertanding
van de servohendel is bepaald, kan later met de trimming wor-
den gecorrigeerd.
e) Servofunctie controleren
Sluit de voor de test door u gebruikte servo's op de ontvanger aan. Hou u daarbij aan de hoger beschreven bezetting
van de ontvangeruitgangen.
Neem aansluitend de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf. Bij correcte aansluiting moeten de servo's op de
uitgangen 1 - 4 reageren op de bewegingen van de stuurknuppel. De servo's op de uitgangen 5 en 6 reageren naar-
gelang het in de zender geprogrammeerde model resp. de geactiveerde schakelaars en regelaars. Meer informatie
over de zenderprogrammering vindt u in het volgend hoofdstuk: Afstandsbediening programmeren.
Let op, belangrijk!
Schakel bij het inschakelen eerst de zender en vervolgens de ontvanger in. Bij het uitschakelen wordt altijd
eerst de ontvanger van de stroomvoorziening afgekoppeld, en pas daarna wordt de zender uitgeschakeld.
Schakel de zender nooit uit, terwijl de ontvanger nog in bedrijf is. Dit kan leiden tot onvoorziene reacties van
het model!
18
Afbeelding 12
Afbeelding 13