Mistachterlicht
Knop voor mistachterlicht
Het mistachterlicht dat uit een lamp aan de
achterzijde van de auto bestaat, is alleen in te
schakelen wanneer u het groot licht/dimlicht
voert al dan niet gecombineerd met de mist-
lampen aan de voorzijde.
Druk op de toets voor in- en uitschakeling. Het
lampje in de knop brandt, wanneer het mist-
achterlicht brandt.
Het controlelampje voor het mistachter-
licht
op het instrumentenpaneel en het
lampje in de knop branden, wanneer het mist-
achterlicht is ingeschakeld.
N.B.
De regels voor het gebruik van het mistach-
terlicht verschillen van land tot land.
Alarmlichten
Alarmlichten
Druk op de knop om de alarmlichten te active-
ren. Beide richtingaanwijzerlampjes op het in-
strumentenpaneel knipperen bij gebruik van
de alarmlichten.
Als de auto dermate hard wordt afgeremd dat
de noodremlichten (EBL) in werking treden,
worden zodra de snelheid van de auto tot on-
der de 30 km/h is gedaald automatisch de
alarmlichten ingeschakeld. Ook nadat de auto
tot stilstand is gekomen blijven de alarmlich-
ten knipperen. Wanneer u weer wegrijdt wor-
den ze automatisch uitgeschakeld. U kunt ook
op de knop voor de alarmlichten drukken.
03 Bestuurdersmilieu
Verlichting
Richtingaanwijzers/knipperlichten
Richtingaanwijzers/knipperlichten
Onafgebroken serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar
stand
.
De hendel blijft in deze stand staan en kan
handmatig in de uitgangspositie teruggezet
worden of veert automatisch terug bij het te-
rugdraaien van het stuurwiel.
Korte serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar
stand
en laat de hendel vervolgens los. De
richtingaanwijzers lichten driemaal op.
Richtingaanwijzerlampjes
Zie pagina 54.
03
67