06 Onderhoud en specificaties
Wielen en banden
Type 2
Overzicht
06
10
Sticker, toegestane maximumsnelheid
Knop
Kabel
Fleshouder (oranje deksel)
Beschermdop
Drukreduceerventiel
204
Luchtslang
Fles met afdichtmiddel
Manometer
Handschoenen
Band oppompen
De compressor is berekend op het oppompen
van de originele banden die op de auto zitten.
1. De compressor moet uitstaan. Zorg dat de
knop in stand 0 staat en neem de kabel en
de luchtslang erbij.
2. Draai het ventieldopje van het wiel los en
schroef de ventielaansluiting van de
luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel
van de band.
3. Sluit de kabel aan op een van de 12V-
aansluitingen in de auto en start de
motor.
WAARSCHUWING
Inademen van uitlaatgassen kan levensge-
vaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien in
ruimten die zijn afgesloten of onvoldoende
geventileerd worden.
4. Schakel de compressor in door de knop
in stand I te zetten.
5. Pomp de band op tot de druk die in de
bandenspanningstabel staat aangege-
ven. (Laat eventueel lucht ontsnappen met
het drukreduceerventiel, als de banden-
spanning te hoog is.)
BELANGRIJK
Er bestaat gevaar voor oververhitting. De
compressor mag niet langer dan
10 minuten achtereen werken.
6. Schakel de compressor uit. Koppel de
luchtslang en de kabel los.
7. Plaats het ventieldopje terug.