Bediening
Achteruitkijkspiegel met kompas.
In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk-
spiegel zit een display waarop wordt aange-
geven in welke richting de voorkant van de
auto wijst. Er worden acht verschillende rich-
tingen met Engelse afkortingen weergegeven:
N
(noord),
NE
(noordoost),
E
(oost),
oost),
S
(zuid),
SW
(zuidwest),
W
(noordwest).
Het kompas wordt automatisch geactiveerd
wanneer u de motor start of het contactslot in
stand II zet. Om het kompas handmatig in of
uit te schakelen kunt u een paperclip of iets
dergelijks nemen en het knopje aan de achter-
zijde van de achteruitkijkspiegel indrukken.
Kalibreren
Kompas kalibreren.
Het kompas moet soms voor de nauwkeurig-
heid worden gekalibreerd. Als kalibratie nodig
is, verschijnt
CAL
gel.
1. Breng de auto op een groot en open terrein
tot stilstand.
SE
(zuid-
(west) en
NW
2. Start de motor.
3. Houd het knopje aan de achterzijde van
de achteruitkijkspiegel ingedrukt (met bij-
voorbeeld een paperclip), totdat de mel-
ding
CAL
6 seconden lang).
4. Rijd op de normale manier weg.
verdwijnt van het display, wanneer de
kalibratie is afgerond.
Alternatieve kalibratiemethode:
Rijd langzaam een rondje in de auto met
een snelheid van hoogstens acht km/h,
op het display van de spie-
opnieuw verschijnt (ca.
CAL
04 Comfort en rijplezier
totdat de melding
CAL
van het display
verdwijnt om aan te geven dat de kalibra-
tie afgerond is.
Zone kiezen
6
8
9
10
7
11
12
13
14
15
Magnetische zones
De aarde is in 15 magnetische zones verdeeld.
Het kompas werkt alleen naar behoren als de
juiste zone geselecteerd is.
1. Zet het contactslot in stand II .
2. Houd het knopje aan de achterzijde van
de achteruitkijkspiegel ten minste
3 seconden lang (met een paperclip of
iets dergelijks) ingedrukt. Het nummer
van het actuele geografische gebied ver-
schijnt.
3. Druk herhaaldelijk op het knopje totdat
het nummer van het gewenste geografi-
sche gebied (1–15) verschijnt.
4. Enkele seconden later geeft het display
de kompasrichting weer aan.
Kompas*
8
9
7
6
04
5
4
3
2
1
119