04 Comfort en rijplezier
Stabiliteits- en tractieregelsysteem
Algemene informatie
Het stabiliteits- en tractieregelsysteem (DSTC,
Dynamic Stability and Traction Control) helpt
de bestuurder voorkomen dat de wielen door-
slippen en verbetert de tractie van de auto.
Het systeem stemt de aandrijfkracht en rem-
kracht van elk van de wielen dusdanig af dat
ze niet doorslippen. Dit verhoogt de bestuur-
baarheid en daarmee ook de veiligheid bij
snelle uitwijkmanoeuvres bijvoorbeeld.
04
De tractie wordt verbeterd doordat het sys-
teem de aandrijfkracht over de wielen ver-
deelt. Het systeem grijpt voornamelijk in bij
lage snelheden op slechte wegen.
Tijdens het afremmen kunnen de ingrepen van
het systeem waarneembaar zijn in de vorm
van pulserende geluiden. Tijdens het gas ge-
ven kan de auto langzamer optrekken dan u
verwacht.
Meldingen op informatiedisplay
DSTC Tijdelijk UIT
– Wegens een te hoge
temperatuur van de remschijven gelden er tij-
delijk beperkingen voor het systeem. Het sys-
teem wordt automatisch opnieuw ingescha-
keld, wanneer de remmen weer voldoende zijn
afgekoeld.
DSTC Service vereist
– Wegens een storing
werd het systeem uitgeschakeld.
120
Breng de auto op een veilige plaats tot stil-
stand en zet de motor af. Bezoek een erkende
Volvo-werkplaats, als de melding opnieuw
verschijnt nadat u de motor weer hebt gestart.
Lampjes op instrumentenpaneel
Lees de melding op het informatiedisplay, als
de lampjes
en
gelijktijdig oplichten.
Als alleen het lampje
oplicht, betekent dat
het volgende:
• een knipperend lampje geeft aan dat het
systeem op dat moment ingrijpt;
• een lampje dat 2 seconden brandt geeft
aan dat de systeemtest bij het starten van
de motor loopt;
• een lampje dat na het starten van de motor
of tijdens het rijden oplicht, duidt op een
storing in het systeem.
Beperkte functie
Het is mogelijk de werking van het systeem te
beperken, wanneer de wielen doorslippen en
u gas geeft. Het systeem grijpt bij doorslip-
pende wielen dan later in, zodat er een hogere
mate van doorslippen mogelijk is. Dit levert
een grotere bedieningsvrijheid op bij dyna-
misch rijden. De aandrijving in diepe lagen
sneeuw of zand wordt verbeterd, omdat er
dan geen beperkingen meer gelden voor de
tractie.
Bediening
1
1. Draai aan het duimwiel
totdat het menu
DSTC
verschijnt.
DSTC AAN
betekent dat de werking van het
systeem ongewijzigd is.
DSTC Spin Control UIT
betekent dat er be-
perkingen gelden voor de werking van het
systeem.
2. Houd RESET
ingedrukt totdat het
menu
DSTC
zich wijzigt.
De beperkingen voor de werking van het sys-
teem blijven van kracht totdat u de motor een
volgende keer opnieuw start.
WAARSCHUWING
Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-
genschappen van de auto, als de werking
van het systeem wordt beperkt.
2