05 Tijdens het rijden
Rijadviezen
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de verkeerssituatie.
• Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijf-
stemperatuur komen.
• Laat de motor niet stationair lopen, maar
rijd zo snel mogelijk met lichte belasting.
• Een koude motor verbruikt meer brandstof
dan een warme.
• Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
05
• Gebruik geen winterbanden op sneeuwvrije
wegen.
• Verwijder de lastdrager wanneer u deze
niet nodig hebt.
• Rijd niet met open zijruiten.
• Gebruik bij koud weer de standverwar-
ming* zodat de motor sneller op tempera-
tuur komt.
Nieuwe auto's en gladde wegen
Oefen onder gecontroleerde omstandigheden
om te testen hoe de nieuwe auto bij gladheid
reageert.
152
Doorwaaddiepte
U kunt met de auto door waterpartijen van
maximaal 25 cm diep rijden met een maxi-
mumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voor-
zichtig bij het doorwaden van stromend water.
Houd een lage snelheid aan tijdens het waden
en breng de auto niet in het water tot stilstand.
Trap na het passeren van de waterpartij licht-
jes op het rempedaal om te controleren of de
remwerking in orde is. Bij water en vuil op de
remblokken kunnen er vertragingen in de rem-
werking optreden.
Maak de aansluitingen voor de elektrische
motorverwarming en de aanhangerkoppeling
schoon na ritten in water en modder.
Laat de auto niet langdurig in water staan dat
tot boven de dorpelbalken komt om elektri-
sche storingen te voorkomen.
N.B.
Er kan schade aan de motor ontstaan, als er
water in het luchtfilter dringt.
N.B.
Bij diepe waterpartijen kan er water in de
transmissie dringen. De smerende eigen-
schappen van de oliën nemen daarbij af,
waardoor de genoemde systemen minder
lang meegaan.
BELANGRIJK
Probeer de motor na afslag in een waterpar-
tij niet opnieuw te starten. Sleep de auto uit
de waterpartij.
Motor en koelsysteem
In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld op
steile hellingen en bij het vervoer van een zwa-
re lading, bestaat het gevaar dat de motor en
het koelsysteem oververhit raken. Doe het vol-
gende om te voorkomen dat de motor over-
verhit raakt:
• Houd een lage snelheid aan, wanneer u met
een aanhanger achter de auto een lange en
steile helling oprijdt.
• Na een zware rit moet u de motor niet
meteen afzetten, maar nog enige tijd statio-
nair laten lopen.
• Verwijder verstralers die voor de grille zitten
tijdens ritten bij extreem warm weer.
• Laat de motor geen hogere toeren maken
dan 4500 omw/min (3500 omw/min bij
dieselmotoren), wanneer u met een aan-
hanger of caravan achter de auto in heuvel-
achtig gebied rijdt. De olietemperatuur kan
te hoog oplopen.
Geopend kofferdeksel
Rijd niet met een geopend kofferdeksel. Rijd
alleen een kort stukje, als u geen andere keus