Beveiligingen
Vergrendeling
De vergrendeling voorkomt dat de oven
onbedoeld wordt bediend (zie "Instel-
lingen – Veiligheid").
De vergrendeling blijft ook na een
stroomstoring actief.
Toetsenvergrendeling voor de oven
Deze vergrendelingsfunctie voorkomt
dat een bereidingsproces onbedoeld
wordt uitgeschakeld of dat instellingen
worden gewijzigd. Als de vergrendeling
actief is, worden de sensortoetsen en
de velden in het display enkele secon-
den na de start van een bereiding ver-
grendeld (zie "Instellingen – Veiligheid –
Toetsenvergrendeling").
Automatische uitschakeling
Deze functie wordt automatisch geacti-
veerd als het apparaat gedurende een
ongebruikelijk lange tijd ingeschakeld is
geweest. Hoe lang die tijd is, is afhan-
kelijk van de gekozen ovenfunctie.
Koelventilator
De ventilator wordt bij elke bereiding
automatisch ingeschakeld. De ventilator
mengt de hete ovenlucht met de lucht
uit de keuken. Zo wordt de ovenlucht
afgekoeld, voordat deze tussen de deur
en het bedieningspaneel vrijkomt.
Om te voorkomen dat er vocht in de
ovenruimte, op het bedieningspaneel of
in de keukenkast neerslaat, blijft de
ventilator na een bereiding nog enige
tijd ingeschakeld.
De ventilator wordt na een bepaalde tijd
automatisch uitgeschakeld (zie "Instel-
lingen – Naloop ventilator").
Luchtgekoelde deur
De deur is uit glasplaten opgebouwd
die deels voorzien zijn van een warmte-
reflecterende coating.
Als de oven in gebruik is, wordt extra
lucht door de deur geleid, zodat de bui-
tenste glasplaat koel blijft.
U kunt de deur voor reinigingsdoelein-
den verwijderen en verder uit elkaar ha-
len (zie "Reiniging en onderhoud").
Deurvergrendeling voor de pyrolyse-
functie
Bij het begin van de pyrolyse wordt de
deur om veiligheidsredenen vergren-
deld. De vergrendeling wordt pas weer
opgeheven als na de pyrolyse de tem-
peratuur in de ovenruimte onder 280°C
is gekomen.
Uitvoering
35