Tabel 21 Triptoestand
Triptoestand
Mogelijke Oorzaak
Te lage tussenkringspanning:
Onderspanning
- Te lage of geen voedingsspanning
(alleen
- Netspanningsdip veroorzaakt door het
waarschuwing)
starten van andere grote energie verbrui-
kende machines op dezelfde voeding.
Te hoge tussenkringspanning; door te hoge
Overspanning
N(et) "OVL"
netspanning.
Overspanning
Te hoge tussenkringspanning;
G(enerator)
- Te korte deceleratietijd ten opzichte van
"OVG"
de traagheid van de motor/machine.
Overspanning
- Te kleine remweerstand niet werkende
D(eceleratie)
Remchopper
"OVD"
Motorstroom overschrijdt de Piekmotor-
stroom (I
- Te korte acceleratietijd
- Te hoge motorbelasting
- Buitensporige verandering in de belasting
- Zachte kortsluiting tussen fasen of fase
en aarde
- Slechte of losse motorkabel-aansluitingen
Overstroom
- Verzadiging van stroommeetcircuit
"OC"
2
I
t -waarde is overschreden.
-
- Overbelastingsconditie in de tussenkring
- Desaturatie van de IGBT's
- Spanningspiek op de tussenkring
Voedingsstoring
- Harde kortsluiting tussen fasen of fase tot
aarde
- AardfoutOverbelastingconditie in de
tussenkring
Temperatuur koellichaam overschreden:
Bij VFB de 85° C (waarschuwing bij 80° C)
Bij VFX de 80° C (waarschuwing bij 75° C)
- Te hoge omgevingstemperatuur van de
Overtemperatuur
regelaar
"OT"
- Onvoldoende koeling
- Te hoge stroom
- Geblokkeerde of vol stof zittende ventila-
toren.
74
FOUTINDICATIE, DIAGNOSES EN ONDERHOUD
)
TRIP
Motor overbelast volgens de
2
geprogrammeerde I
t-instellingen. Zie
§ 5.4.45, pag. 49 en
§ 5.3.14, pag. 35.
Oplossing
- Zorg dat alle drie de fasen goed aangesloten
zijn en dat de aansluitklemmen aangedraaid
zijn.
- Controleer of de netvoedingsspanning
binnen de limieten van de regelaar valt.
- Probeer andere netvoedingsgroepen te
gebruiken als de dip wordt veroorzaakt door
andere machines.
- Gebruik de functie Onderspanning Overbrug-
ging. [352] zie § 5.4.42, pag. 48
- Controleer de netspanning
- Probeer de oorzaak van de interferentie weg
te nemen of gebruik een andere netvoeding.
- Controleer de instellingen van de decelera-
tietijd en maak ze langer indien nodig.
- Controleer de grootte van de remweerstand
en de functionaliteit van de Remchopper
(indien deze gebruikt wordt)
Controleer de instellingen van de acceleratie-
tijd en verleng deze indien nodig.
- Controleer de motorlast.
- Controleer op slechte motorkabelaanslui-
tingen
- Controleer op slechte aardkabelaansluiting
- Controleer op water of vocht in de motorbe-
huizing en kabelaansluitingen
-
Controleer op mechanische overbelasting
van de componenten (lagers, overbrenging,
kettingen, riemen, enz.)
-
Pas de motorstroominstelling I
§ 5.4.45, pag. 49
-
Controleer de instelling van de
motorventilatie. Zie § 5.3.14, pag. 35.
- Controleer op slechte motorkabelaanslui-
tingen
- Controleer op slechte aansluiting aardekabel
- Controleer op water en vocht in het
motorhuis en de kabelverbindingen
- Controleer of de gegevens van het type-
plaatje van de motor correct ingevoerd zijn
en voer een ID-run uit.
- Zie overspannings-trips
- Controleer de koeling van de frequentierege-
laarkast. Zie ook § 8.5, pag. 71.
- Controleer de functionaliteit van de inge-
bouwde ventilatoren. De ventilatoren
moeten automatisch aanslaan als de temp-
eratuur van de warmteopnemer de 60° C
overschrijdt
- Controleer de specificaties van de regelaar
en de motor
- Maak de ventilatoren schoon
2
t aan. Zie