3.13 Het gebruik van schakelaars in
de motorkabels
Het is niet aan te raden om schakelaars in de motorver-
bindingen te gebruiken. Voor het geval dat dit niet ver-
meden kan worden (d.w.z. noodschakelaars of
werkschakelaars), gebruik de schakelaar dan alleen als
de stroom nul is. Als dit niet gedaan wordt, kan de
regelaar trippen als gevolg van deze stroompieken.
3.14 Kleine motoren
Het is niet mogelijk om motoren te laten draaien die
een vermogen hebben dat minder is dan 25% van het
nominale vermogen van de frequentieregelaar. De
limiet wordt tevens ingesteld door de functie Motor
Vermogen [221].
WAARSCHUWING! Ook als er een
minimumlimiet is ingesteld in venster [221],
kan de motorbesturing toch worden ontregeld
als een kleinere motor wordt aangesloten.
3.15 Parallel geschakelde motoren
Het parallel schakelen van motoren is alleen mogelijk
in de V/Hz Mode. In de Toeren of Koppel Mode kan
de regelaar alleen met één enkele motor werken. Zie
ook § 2.6, pag. 11.
3.16 Het gebruik van een
thermische overbelasting en
thermistors
De regelaar is ontworpen om de motor voor langere
periodes op lage toerentallen met hoge koppels te laten
werken. Standaardmotoren zijn normaal uitgerust met
een interne ventilator. De koelingscapaciteit van deze
ingebouwde ventilator is afhankelijk van het toerental
van de motor. Op lage toerentallen zal de koelings-
capaciteit voor nominale belastingen onvoldoende zijn.
Neem a.u.b. contact op met de leverancier van de
motor voor de koelingseigenschappen van de motor op
lage toerentallen.
WAARSCHUWING! Afhankelijk van de koe-
lingseigenschappen van de motor, de toe-
passing, het toerental en de belasting kan
het noodzakelijk zijn om geforceerde koeling
op de motor te gebruiken.
Motorthermistors bieden een betere thermische bevei-
liging voor de motor. Afhankelijk van het ingebouwde
type motorthermistor kan de PTC-optie (zie § 7.5,
pag. 78) worden gebruikt. De motorthermistor geeft
een thermische beveiliging onafhankelijk van het toe-
rental van de motor, dus ook van het toerental van de
motorventilator. Zie de functies Motor Vent [227] §
2
5.3.14, pag. 35, I
t type [354] § 5.4.44, pag. 49 en I
stroom [355] § 5.4.45, pag. 49.
3.17 Stopcategorieën en noodstop
De volgende informatie is belangrijk als er noodcircuits
nodig zijn of worden gebruikt in de installatie waar een
frequentieregelaar gebruikt wordt. EN 60204-1 defi-
nieert 3 categorieën stops:
• Categorie 0: Ongecontroleerde STOP:
Het stoppen door de voedingsspanning uit te scha-
kelen. Een mechanische stop, moet worden geacti-
veerd. Deze STOP kan niet worden uitgevoerd met
behulp van een frequentieregelaar of zijn ingangs-
of uitgangssignalen.
• Categorie 1: Gecontroleerde STOP:
Het stoppen totdat de motor tot stilstand is geko-
men, waarna de voeding wordt uitgeschakeld. Deze
STOP kan niet worden uitgevoerd met behulp van
een frequentieregelaar of zijn ingangs- of uitgangs-
signalen.
• Categorie 2: Gecontroleerde STOP:
Het stoppen terwijl de voedingsspanning nog steeds
aanwezig is. Deze STOP kan worden toegepast met
elk STOP commando van de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING! EN 60204-1 specificeert
dat elke machine voorzien moet zijn van een
categorie 0 stop. Als de applicatie de toe-
passing hiervan onmogelijk maakt, moet dit
expliciet worden vermeld. Bovendien moet
elke machine voorzien zijn/worden van een noodstop func-
tie. Deze noodstop moet ervoor zorgen dat de spanning op
de machine aansluitingen, die gevaar zou kunnen ople-
veren, zo snel mogelijk wordt opgeheven, zonder dat daarbij
andere gevaren ontstaan. In zo'n noodstopsituatie kan een
stop van de cat. 0 of 1 worden gebruikt. Deze keuze wordt
bepaald op basis van het risiconiveau van de machine.
3.18 Definities
In deze handleiding worden de volgende definities
voor stroom, koppel en frequentie gebruikt.
Tabel 8
Definities
Naam
Beschrijving
Nom. ingangsstroom van de
I
IN
regelaar
Nom. uitgangsstroom van de r
I
NOM
egelaar
I
Nominale motorstroom
MOT
P
Nom. vermogen van de regelaar
NOM
P
Motorvermogen
MOT
P
Nominaal motorvermogen
NMOT
T
Nominaal koppel van de motor
NOM
T
Motorkoppel
MOT
f
Uitg. frequentie van de regelaar
OUT
f
Nominale frequentie van de motor Hz
MOT
n
Nominaal toerental van de motor rpm
MOT
I
150% I
max
NOM
2
t
I
Piekstroom motor 290% I
TRIP
Toerental Actuele toerental van de motor
Koppel
Actuele koppel van de motor
INSTALLATIE EN AANSLUITING
, 60s
NOM
Eenheid
A, RMS
A, RMS
A, RMS
kW
kW
kW
Nm
Nm
Hz
A, RMS
A
rpm
Nm
21