5.4.12 Quick Stop Tijd [31B]
De Quick Stop Tijd is een snelle deceleratietijd naar 0
rpm. Deze wordt geactiveerd door één van de pro-
grammeerbare ingangen DigIn 1, 2, 3, of 4. Zie §
5.5.13, pag. 55.
31B Q-Stop Tijd
Stp A:
Fabrieksinst.: 0,00s
Bereik:
0,00-300s
Fig. 45 toont hoe de Q-Stop Tijd de ingestelde dece-
leratietijd negeert. De Q-Stop Tijd helling is dezelfde
als de gekozen Decel Helling ( § 5.4.5, pag. 40). Als de
Q-Stop Tijd geactiveerd wordt zal de regelaar decele-
reren naar 0 rpm. De regelaar zal niet naar de Stop
Mode gaan.
n
Quick-Stop Tijd actief
(06-F10)
Fig. 45 Quick-Stop Tijd
LET OP! Dit venster is alleen zichtbaar als Aandrijf
Mode=Toerental of V/Hz [211] (zie § 5.3.2, pag. 32).
5.4.13 Spinstart [31C]
De Spinstart schakelt een al draaiende motor in, zonder
uitschakeling of hoge stroompieken. In de stand Spin-
start=Aan zal de start van de motor worden uitgesteld,
afhankelijk van de motorgrootte, bedrijfsomstandighe-
den van de motor vóór de spinstart, de inertie (traag-
heid) van de toepassing, enz.
31C Spinstart
Stp A:
Fabrieksinst.: Uit
Selectie:
Uit, Aan
Geen spinstart. Als de motor al
draait, kan de regelaar trippen of
Uit
starten met een hoge stroom.
Spinstart. De motor wordt inge-
schakeld zonder trippen of hoge
Aan
inschakelpieken.
42
FUNCTIEBESCHRIJVING VAN HET MENU SET-UP
*
0.00s
Oorsponkelijk ingestelde Decel Tijd
*
Off
5.4.14 Toerentallen [320]
Submenu met alle instelling met betrekking tot toeren-
tallen, zoals Min RPM/Max RPM, Jog Toerental, Vast
Toerental 1 t/m 7, Skip Toerentallen.
5.4.15 Minimum Toerental [321]
Stelt het Minimum Toerental in. Zie de functie Min
Toerental Mode § 5.4.17, pag. 43 voor het gedrag bij
het Minimum Toerental.
321 Min Toerentl
Stp A:
Fabrieksinst.: 0 rpm
Bereik:
0 - Max Toerental
LET OP! Dit venster is niet zichtbaar als Aandrijf Mode
=Koppel [211] (zie § 5.3.2, pag. 32) of bij Bipolair
ingestelde referentie-ingangen (zie § 5.5.11, pag. 55).
5.4.16 Maximum Toerental [322]
Stelt het maximum toerental op 10V/20mA, tenzij er
een door de gebruiker gedefinieerde karakteristiek van
de analoge ingang wordt geprogrammeerd (zie § 5.5.4,
pag. 51, § 5.5.5, pag. 52, § 5.5.9, pag. 55 en § 5.5.10,
pag. 55). Het synchrone toerental wordt bepaald door
de parameter Motor RPM [225] (zie § 5.3.12, pag.
34).
Voorbeeld:
Als de parameter Motortoerental RPM [225] =
1260 rpm, berekent de regelaar het synchrone toe-
rental tot 1500 rpm (4-polige motor). De fabrieks-
t
instelling van Max Toerental is dan 1500 rpm. Zie
ook Fig. 46.
322 Max Toerent
StpA:Synctoe rpm
Fabrieksinst.: Sync. Toerental
Bereik:
Min Toerental - 2x Sync Toerental
*
0rpm
*