Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gebruik Van De Differentiële Analoge Ingangen; De Motorgegevens Instellen; De Aandrijf Mode Instellen; Identificatie (Id) Run Uitvoeren - Emotron ECTORFLUX VFB Series Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

2.4
Gebruik van de differentiële
analoge ingangen
De ingangen AnIn 1 en AnIn 2 zijn differentiële in-
gangen. Dit betekent dat de signaalmassa niet verbon-
den is met de signaalmassa van de regelaar, of met de
signaalmassa van enige andere ingang of uitgang. Het
voordeel hiervan is dat de ingang minder gevoelig is
voor interferentie van buitenaf omdat alleen het ver-
schil in signaal op de twee draden gebruikt wordt. Een
ander voordeel is dat stuursignalen van verschillende
PLC's met een verschillend signaalmassapotentiaal zon-
der enig probleem kunnen worden aangesloten. Om de
differentiële ingang te gebruiken voor een niet-diffe-
rentieel signaal, is het noodzakelijk dat met het nega-
tieve signaal met de signaalmassa van de regelaar
verbindt.
Fig. 3 toont 2 manieren om de differentiële ingangen
AnIn 1 en AnIn 2 te gebruiken.
- Ingang AnIn 2 wordt gebruikt als differentiële
ingang (draadbrug 5,7 is eraf).
- Ingang AnIn 1 wordt gebruikt als normale
(niet-differentiële) ingang met een potentiometer.
0-10VDC
or
0(4)-20mA
Fig. 3
Het gebruik van differentiële ingangen.
2.5

De motorgegevens instellen

Deze regelaar is primair ontworpen om te werken met
slechts één motor (multi-motor toepassingen zijn alleen
mogelijk in V/Hz Mode). Om de beste prestaties met
betrekking tot de nauwkeurigheid, het koppel en toe-
rentalrespons te krijgen, zodat de interne regelkringen
en algoritmes het best presteren, is het essentieel voor
de regelaar om de exacte motorgegevens te weten.
Als er geen specifieke motorgegevens worden inge-
voerd, zal de regelaar werken op de door de fabriek
vooringestelde motorgegevens. Deze fabrieksinstellin-
gen zijn gebaseerd op een standaard 4-polige motor en
ingesteld op hetzelfde vermogen als het nominaal ver-
mogen van de regelaar zelf.
LET OP! Hoewel de regelaar met de fabrieksmotorgegevens
wel zal werken, wordt het met klem geadviseerd om de
motorgegevens van de aangesloten motor in te stellen en
om de Identificatie Run uit te voeren, om de best mogelijke
dynamische prestaties te bereiken.
Zie § 5.3.7, pag. 34 voor het instellen van de motorge-
gevens.
Bedieningspaneel
1
+10VDC
2
ANIN1+
3
ANIN1-
4
ANIN2+
5
ANIN2-
6
-10VDC
7
COMMON
8
RUN L
(06-F33_1)
2.6

De Aandrijf Mode instellen

Het is van essentieel belang om de Aandrijf Mode in te
stellen om zeker te zijn van een correcte werking van
de regelaar. De Aandrijf Mode stelt de interne regel-
kringen in volgens de gekozen mode. Het is van essen-
tieel belang dat als de Toerental Mode wordt gebruikt,
ook de analoge ingang op Toerental wordt ingesteld;
hetzelfde geldt voor de Koppel Mode.
De fabrieksinstelling is de Toerental Mode. In deze
Mode zal de regelaar het toerental van de aandrijfas van
de motor regelen, maar het is nog steeds mogelijk om
via een extern signaal het koppel te begrenzen.
In de Koppel Mode zal de ingang koppel direct op
de Koppel-regelkring werken en zodoende de Toeren-
tal-regelkring te negeren.
In de V/Hz Mode werkt de regelaar als een fre-
quentiegestuurde open-loop regelaar. Alle referentie-
instellingen zijn gerelateerd aan de frequentie maar
worden gegeven in rpm (toeren per minuut). In deze
Mode zijn multi-motor toepassingen mogelijk.
LET OP! In de V/Hz Mode blijven alle functie- en
vensteruitlezingen met betrekking tot het toerental en het
aantal toeren per minuut (rpm) (d.w.z. Max Toeren = 1500
rpm, Min Toeren = 0 rpm, etc.) in rpm aangegeven, hoewel
ze evenredig zijn aan de uitgangsfrequentie.
LET OP! In de V/Hz Mode zijn multi-motor toepassingen
mogelijk. Grote voorzichtigheid is geboden met betrekking
tot het instellen van de Motor Data. Neem a.u.b. contact op
met uw leverancier.
Zie § 5.3.2, pag. 32 om de Aandrijf Mode in te stellen.
2.7

Identificatie (ID) Run uitvoeren

Om de optimale prestaties uit uw regelaar/motor com-
binatie te halen, moet de regelaar de elektrische para-
meters (weerstand van de windingen van de stator enz.)
van de aangesloten motor meten.
Er wordt aanbevolen om gebruik te maken van de
uitgebreide ID run voordat de motor in de toepassing
geplaatst is.
Als dit niet mogelijk is, dient de korte ID run te
worden gebruikt.
WAARSCHUWING! Tijdens de uitgebreide ID-
run zal de motor draaien. Neem
veiligheidsmaatregelen om onverwachte
gevaarlijke situaties te voorkomen.
HOE TE BEGINNEN
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave