De ingangen Enable en Stop moeten continu HOOG
zijn om welk Run-Rechts of Run-Links commando
dan ook te kunnen accepteren. Als zowel de ingangen
RunR als RunL actief zijn, dan stopt de regelaar vol-
gens de gekozen Stop Mode. Fig. 29 geeft een voor-
beeld van een mogelijke opdrachtenreeks.
INGANGEN
ENABLE
STOP
RUN R
RUN L
UITGANG
RUN R
RUN L
STOP
Fig. 29 Run/Stop/Enable-functies Niveaugestuurd.
4.2.4
Run-ingangen flankgestuurd
Venster 215 Niveau/Flank moet op Flank worden
ingesteld om de flanksturing te activeren (§ 5.3.6, pag.
34). Dit betekent dat een ingang wordt geactiveerd
door een "Laag" naar "Hoog" overgang. De ingangen
kunnen dan aangesloten worden in de vorm van zoge-
naamde "3-draads besturing". Er zijn echter 4 draden
nodig indien beide draairichtingen bestuurd worden.
LET OP! Flankgestuurde ingangen voldoen aan de Machine
Richtlijn (zie § 1.6, pag. 9), als de ingangen direct gebruikt
worden om de machine te starten en te stoppen.
De ingangen Enable en Stop moeten continu HOOG
zijn om welk Run-Rechts of Run-Links commando
dan ook te kunnen accepteren. Fig. 30 geeft een voor-
beeld van gelijke opdrachtenreeks.
INGANGEN
ENABLE
STOP
RUN R
RUN L
UITGANG
RUN R
RUN L
STOP
Fig. 30 Run/Stop/Enable functies Flankgestuurd.
4.2.5
Als de regelaar zich in de Stop Mode bevindt wegens
een triptoestand, kan de regelaar worden gereset door
een puls ("Laag" naar "Hoog" omschakeling) op de
(06-F103new)
Reset ingang klemme 22, zie § 3.7, pag. 18). Afhanke-
lijk van de gekozen besturingsmethode vindt er een
herstart plaats (zie functie Niveau/Flank [215] § 5.3.6,
pag. 34):
-
Niveausturing
Als de Run ingangen op hun stand blijven staan zal
de regelaar onmiddellijk starten nadat het Reset
commando gegeven wordt.
-
Flanksturing
Nadat het Reset commando gegeven wordt, moet
er een nieuw Run commando volgen om de
regelaar opnieuw te starten.
De Autoreset wordt mogelijk gemaakt als de Reset
ingang continu actief is. In de functie Autoreset [240]
(zie § 5.3.26, pag. 37) worden de Autoreset-functies
geprogrammeerd.
OPMERKING! Als de besturingscommando's voor
toetsenbordbediening geprogrammeerd zijn, is Autoreset
niet mogelijk.
4.2.6
De draairichting kan worden bestuurd door:
- RunR/RunL-commando's op het bedienings-
paneel.
- RunR/RunL-commando's op klemmenstrook 1-
22
- Een bipolair referentiesignaal op AnIn1 of AnIn2.
Zowel de RunR als de RunL ingang moet op
"Hoog" staan.
- Via de seriële communicatie opties.
- De Parameter Sets
De functies Rotatie [214] (§ 5.3.5, pag. 33) en Draai-
richting [324] (§ 5.4.18, pag. 43) stellen de begrenzin-
gen en prioriteiten voor de draairichting van de
regelaar in.
BEDIENING VAN DE FREQUENTIEREGELAAR
Reset en Autoreset bediening
.
.
Draairichting en rotatie
(06-F94new)
27