5.4.27 Toerental-prioriteit
Het actieve toerental referentiesignaal kan vanuit ver-
scheidene bronnen en functies komen en worden
geprogrammeerd. De tabel hieronder toont de priori-
teit van de verschillende functies met betrekking tot de
toerentalreferentie.
Tabel 16 Toerentalprioriteit
Jog
Vaste
Mode
toerentallen
Optionele printen
Aan
Aan/Uit
Uit
Aan
Uit
Uit
Uit
Uit
5.4.28 Koppel [330]
Submenu met alle instellingen met betrekking tot het
koppel.
5.4.29 Maximumkoppel [331]
Stelt het maximale koppel in.
T
MOT
331 Max Koppel
Stp A:
Fabrieksinst.: 150%
Bereik:
0 - 400%
LET OP! 100% Koppel betekent: T= T
afhankelijk van de instelling van de Motorstroom en de
maximale stroom van de regelaar (zie § 5.3.11, pag. 34),
maar de absolute maximum instelling is 400%.
LET OP! Het vermogensverlies in de motor zal toenemen
met het kwadraat van het koppel als men boven de 100%
werkt. 400% koppel zal resulteren in 1600%
vermogensverlies, hetgeen de motortemperatuur zeer snel
zal doen toenemen.
5.4.30 Minimumkoppel [332]
Stelt het minimumkoppel in. Bij sommige toepassin-
gen kan het minimumkoppel niet worden ingesteld op
0 %, wat kan resulteren in een OVERTOERENTAL-
trip. Zie hoofdstuk 6., pag. 72.
331 Min Koppel
Stp A:
Fabrieksinst.: 15%
Bereik:
0 - 400%
46
FUNCTIEBESCHRIJVING VAN HET MENU SET-UP
Motor
Ref. Signaal
Pot
Aan/Uit Jog Toerental
Aan/Uit Vast Toerental
Motorpot com-
Aan
mando's
Uit
AnIn1, AnIn2
P
x60
MOT
=
------------------------- -
n
x2Π
MOT
*
150%
. Het maximum is
MOT
*
15%
5.4.31 Regelingen [340]
Submenu met alle instellingen met betrekking tot de
interne PI-en externe PID-regelaar en de functie Flux
Optimalisatie.
5.4.32 RPM PI Autotune [341]
De regelaar heeft een interne toerentalregelaar, die
wordt gebruikt om het astoerental gelijk te houden aan
het ingestelde referentietoerental. Deze interne toeren-
talregelaar werkt zonder externe feedback.
Met de parameters RPM P Verst [342] (§ 5.4.33,
pag. 46) en RPM I Tijd [343] (§ 5.4.34, pag. 47) kan
de regelaar handmatig worden geoptimaliseerd.
De functie RPM PI Autotune voert een stapsge-
wijze koppelverandering uit en meet de reactie op het
astoerental.
Hij stelt automatisch de interne RPM I Tijd in op
zijn optimale waarde. De Toerental PI Autotune moet
worden uitgevoerd terwijl de regelaar in bedrijf is met
de motorlast aangekoppeld en met draaiende motor.
"RPM PI Auto" knippert op het display gedurende het
uitvoeren van de automatische fijnafstelling (Auto-
tune). Als de test met succes afgesloten is, zal het dis-
play 3 seconden "RPM PI OK!" te zien geven. De
RPM P Versterking moet handmatig worden afgesteld
voor een snellere reactie op veranderingen in de last.
De RPM P Versterking kan worden verhoogd tot er
hoorbaar meer geluid vanuit de motor komt en dan
verlaagd tot het geluid weer verdwijnt.
341 RPM PI Auto
Stp A:
Fabrieksinst.: Uit
Keuze:
Uit, Aan
LET OP! Voer de Auto Tune uit bij een toerental dat lager is
dan 80 % van het nominale motortoerental.
LET OP! De instelling zal automatisch naar Uit terugkeren
als de automatische fijnafstelling gereed is.
LET OP! Dit venster is alleen zichtbaar als Aandrijf Mode =
Toerental of V/Hz [211] (zie § 5.3.2, pag. 32).
5.4.33 RPM P Versterking [342]
Zie, om de P Versterking van de interne toerentalrege-
laar bij te stellen, de parameter RPM PI Autotune
[341] § 5.4.33, pag. 46.
342 RPM P Verst
Stp A:
Fabrieksinst.: Zie: LET OP!
Keuze:
0,0 - 30,0
*
Uit
*