4.2
De bediening van de functies
Run, Stop, Enable en Reset
Als fabrieksinstelling zijn alle Run/Stop commando's
geprogrammeerd om op afstand bediend te worden via
de ingangen op de klemmenstrook 1-22 op het bedie-
ningspaneel. Met functie Run/Stp Sgnl [213] kan er
een keuze gemaakt worden voor toetsenbord of voor
besturing door middel van seriële communicatie, zie §
5.3.4, pag. 33.
LET OP! De voorbeelden in deze paragraaf omvatten niet
alle mogelijkheden. Alleen de meest relevante combinaties
worden vermeld. Het uitgangspunt is altijd de
fabrieksinstelling van de regelaar.
4.2.1
Standaardinstellingen van de functies
Run/Stop/Enable/Reset
De fabrieksinstellingen worden weergegeven in Fig.
25. In dit voorbeeld wordt de regelaar gestart en
gestopt via de ingangen Run R of Run L en een reset
(na een trip) kan worden uitgevoerd via de ingang
Reset.
Fig. 26 Bedradingsvoorbeeld van ingangen Run/Stop/Enable/
Reset
De ingangen staan standaard ingesteld op niveausturing
(zie § 5.3.6, pagina 317).
4.2.2
Functies Enable en Stop
Beide functies kunnen afzonderlijk of tegelijkertijd
worden gebruikt. Welke functie gekozen moet wor-
den, hangt af van de toepassing en de besturings Mode
van de ingangen (Niveau/Flank [215], zie § 5.3.6,
pagina 31).
Opgelet! In de Flank Mode moet minstens één stopfunctie
worden geprogrammeerd, omdat de Run-opdrachten de
regelaar alleen kunnen starten.
Stopfuncties:
Enable
De ingang moet geactiveerd zijn (HOOG) om een
Run-signaal mogelijk te maken. Als de ingang op
LAAG staat, wordt de uitgang van de regelaar onmid-
dellijk uitgeschakeld en de motor loopt vrij uit.
26
BEDIENING VAN DE FREQUENTIEREGELAAR
8
RUN L
9
RUN R
10
ENAB LE
11
+24VDC
15
COMMON
16
DIGIN1
17
DIGIN2
18
DIGIN3
19
DIGIN4
22
RES ET
(06-F106)
Stop
Als de ingang LAAG wordt gemaakt, zal de regelaar
uitgeschakeld worden volgens de stop Mode die is
ingesteld in venster [315] (zie § 5.4.6, pagina 37).
De figuur toont de werking van de ingang Enable en
Stop en de stop Mode=Decel [315]. Om te kunnen
functioneren moet de ingang HOOG zijn.
OPGELET! De Stop Mode=Afbreken [315] levert
hetzelfde gedrag op als de ingang Enable.
STOP
(Stop=Decel)
Output
speed
ENABLE
Output
speed
(or Spinstart if selected)
)
(06 F104
Fig. 27 Functionaliteit van de ingang Stop en Enable.
4.2.3
Run-ingangen Niveau-bestuurd
De ingangen zijn standaard ingesteld op niveaubestu-
ring (zie de functie Niveau Flank [215], § 5.3.6, pag.
34). Dit betekent dat een ingang wordt geactiveerd
door de ingang op continu "Hoog" te zetten. Dit
wordt vooral toegepast als er bijvoorbeeld PLC's wor-
den gebruikt om de regelaar aan te sturen.
VOORZICHTIG! Niveaugestuurde ingangen
!
VOLDOEN NIET aan de Machine-richtlijn (zie §
1.6, pag. 9), als de ingangen direct gebruikt
worden om er de machine mee te starten en te
stoppen.
In de voorbeelden in deze en de volgende paragraaf is
de ingang geselecteerd volgens Fig. 29.
Fig. 28 Bedradingsvoorbeeld ingangen Run/Stop/Enable/Reset.
t
t
8
RUN L
9
RUN R
10
ENAB LE
11
+24VDC
15
COMMON
16
DIGIN1: S TOP
17
DIGIN2
18
DIGIN3
19
DIGIN4
22
RES ET
(06-F111)