9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 70.
Anders is er kans op dodelijk letsel
voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als controlelamp ÓAAN na het
inschakelen van het contact brandt
en controlelamp *UIT niet brandt,
gaat het passagiersairbagsysteem bij
een aanrijding af.
Als beide controlelampen ÓAAN en
*UIT tegelijk branden, is er een
systeemstoring. De systeemstatus
wordt niet aangeduid; er mag
niemand op de passagiersstoel
worden vervoerd. Onmiddellijk
contact opnemen met een werk‐
plaats.
Als controlelamp j 3 101 samen
met v 3 100 blijft branden, is er
sprake van een systeemstoring. De
stand van de schakelaar kan per
ongeluk zijn veranderd terwijl het
contact aan is. Draai het contact uit en
weer aan en zet de schakelaar weer
in de juiste stand. Als j en v toch
nog blijven branden, roep dan de hulp
van een werkplaats in.
Status alleen wijzigen tijdens stilstand
met het contact uitgeschakeld. De
status blijft vervolgens tot de
volgende wijziging van kracht.
Controlelamp airbag deactiveren
3 100.
Stoelen, veiligheidssystemen
Kinderveiligheidssyste‐
men
9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐
giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabel 3 70.
Airbag deactiveren 3 66.
Airbaglabel 3 61.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐
ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
67