204
Verzorging van de auto
Het reservewiel zit achter onder de
vloer van de auto en kan worden
bevestigd met een veiligheidsbout die
alleen met de meegeleverde wiel‐
boutmof kan worden losgedraaid.
Boordgereedschap 3 192.
9 Waarschuwing
Gezien het gewicht van het wiel
voorzichtig te werk gaan bij het
losmaken van de reservewielhou‐
der. De bout 1 niet verwijderen.
Het reservewiel op passende
wijze ondersteunen om te voorko‐
men dat wiel uit de houder kan
vallen bij het losdraaien van de
klembouten – risico van verwon‐
dingen!
Draai om de reservewielhouder los te
maken bout 2 helemaal eruit, draai
bout 1 los, maar verwijder deze nog
niet. Beweeg daarna de reservewiel‐
houder op en neer en van links naar
rechts totdat deze voorbij bout 1 komt
en laat de houder als geheel zakken.
Bij het monteren van het wiel contro‐
leren of de reservewielhouder goed
zit alvorens de bouten aan te halen.
Zomer- en winterbanden
Bij gebruik van winterbanden kan blij‐
ken dat er nog een zomerband om het
reservewiel ligt.
Als u een reservewiel met een zomer‐
band erom gebruikt, kan de bestuur‐
baarheid van de auto worden beïn‐
vloed, met name op gladde wegen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐
len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de
defecte band zo snel mogelijk
vervangen of repareren en breng
deze in plaats van het reserve‐
wiel aan.
● Niet sneller rijden dan 80 km/u.
● Bij regen en sneeuw bijzonder
voorzichtig rijden.