Als de elektronische sleutel niet in de
auto ligt, verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information
Center 3 105.
Let op
Leg de elektronische sleutel onder‐
weg niet in de bagageruimte, aange‐
zien deze buiten de detectiezone
(aangegeven door een geluidssig‐
naal bij lage snelheid 3 107 en een
bericht op het Driver Information
Center 3 106) ligt.
Let op
Als de elektronische sleutel in het
interieur voorin wordt bewaart en er
een bericht op het Driver Information
Center verschijnt (waarbij er moge‐
lijk een geluidssignaal klinkt) ter indi‐
catie dat deze buiten het ontvangst‐
bereik is, adviseren we de elektroni‐
sche sleutel in de kaartlezer te
steken.
Sommige functies, bijv. Infotainment‐
systeem, zijn beschikbaar voor
gebruik zodra u instapt.
Accessoirestand
Druk op START/STOP zonder het
koppelings- of rempedaal in te trap‐
pen om verdere elektrische functies
te kunnen bedienen.
Deze functies worden automatisch
uitgeschakeld na een vertraging.
Motor starten
Trap het koppelings- en rempedaal in
en druk op START/STOP. Laat de
toets los zodra het starten begint.
Als er een versnelling ingeschakeld
is, kan de motor alleen worden
gestart door het koppelingspedaal in
te trappen en op de knop
START/STOP te drukken.
Soms kan het nodig zijn om bij het
indrukken van START/STOP iets aan
het stuurwiel te draaien om het stuur‐
slot te ontgrendelen. Er verschijnt een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 105.
Houd bij zeer lage buitentemperatu‐
ren (bijv. lager dan -10 °C) het koppe‐
lingspedaal ingetrapt en druk op
START/STOP totdat de motor start.
Rijden en bediening
Als er aan een van de startvoorwaar‐
den niet is voldaan, verschijnt er een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 105.
Boordinformatie 3 106.
Motor afzetten
De elektronische sleutel moet in de
auto zijn, in de kaartlezer of voorin in
het interieur.
U schakelt de motor uit door in stil‐
stand op START/STOP te drukken.
Na het openen van de bestuurders‐
deur en het vergrendelen van de auto
wordt het stuurslot ingeschakeld.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, verschijnt er een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐
tion Center 3 105. Druk in dat geval
gedurende 2 seconden op
START/STOP om de motor te stop‐
pen.
Centrale vergrendeling 3 27.
Behouden stroom uit
Druk gedurende meer dan
2 seconden op START/STOP. De
motor wordt uitgeschakeld, maar
137